Grepen uit de geschiedenis van de schilderkunst in Zeeland (VI)
Bartholomeus Assteyn, Fruitmand, paneel 60x71 cm, gemerkt en gedateerd B. Assteyn 1660; Veiling Sotheby Amsterdam,
12-5-1993 nr. 34.
knaap met materie en métier van zijn
vader vertrouwd. In een Bloemstuk van
1626 (afb. 1) zijn enkele "letterlijke"
ontleningen aan Ambrosius aan te
wijzen, elementen die de vader
meermalen heeft gebruikt om een
analoge plaatsing te krijgen in de
bloemencompositie: de Narcissus
Triundrus Loiselcurrii, midden-links, en
de Narcissus pseudonarcissus minor,
rechts-onder. Utrechtse beïnvloeding
door Van der Ast en Roelandt Savery
blijkt bij Johannes o.a. uit de barok
kronkelige hagedis op een bloemstuk
uit 1625, uit de pad zittend naar links,
die zo bij Savery voorkomt, later (1627)
ook bij Ambrosius Bosschaert de
Jonge en nog later (1631) bij de
Dordtenaar Bartholomeus Assteyn
wiens bloem- en fruitstukken geheel
samenhangen met de Bosschaert
Dynasty, speciaal met Johannes.
Die invloed blijkt ook uit de twee
hagedissen in tegen-actie op een
Vruchtenmand van Johannes uit 1626
(4) (afb. 2) en de wijze waarop hij een
fruitschotel en een bloemglas in één
compositie bijeenbrengt, waarbij losse
bloemen, vruchten en ander bijwerk
langs de voorzijde van het tafelblad
geëtaleerd zijn (5).
Hoe deze "Utrechtse" invloed te
verklaren? In de jaren van Johannes'
ontwikkeling na zijn vaders dood
(1621) woonde zijn oom Balthasar van
der Ast in Utrecht maar Ambrosius'
weduwe bleef tot 1628 in Breda.
Aannemelijk is dat Johannes
Bosschaert na het overlijden van zijn
vader onder de hoede van zijn oom
Balthasar is gekomen en dat deze de
veelbelovende jongen verder opgeleid
heeft, zoals hijzelf eertijds onderricht
was door de vader van de knaap.
Er was blijkbaar een hechte
familieband tussen Balthasar van der
Ast en het gezin Bosschaert. Als Maria
Bosschaert-van der Ast in 1628 naar
63