Grepen uit de geschiedenis van de schilderkunst in Zeeland (VI)
Utrecht terugkeert - zij had daar met
haar man en kinderen ook omstreeks
1616 tot 1619 gewoond - vestigt zij
zich in de Drieharingensteeg, waar ook
haar broer Balthasar woonde, mogelijk
wel in hetzelfde huis. Ook in de dochter
Maria leefde datzelfde sterke familie
gevoel. Zij was het die later voor haar
zoon Jeronimus Sweerts genealogische
en biografische notities over de
Bosschaerts te boek stelde.
Het werk van Johannes Bosschaert
is knap en kundig. Voorbeelden van
zijn vroege bekwaamheid zijn het
fraaie Bloemstuk van 1626 in het
Utrechts Centraal Museum (afb. 1dat
al ter sprake kwam vanwege
ontleningen aan het werk van zijn
vader, en een Fruitmand uit hetzelfde
jaar (afb. 2), waarin invloed van
Roelandt Savery te onderkennen is:
werk van een zestienjarige mar et
maïtre. Ik vermoed daarom dat hij de
"Bossert" is, die te Dordrecht op
6 november 1626 2 Nobels betaalde
als "incomgelt" voor het schildersgilde.
Zijn er over de beide broers van
Johannes in Utrecht heel wat archivalia
voorhanden, van de jongste vindt men
over hem geen spoor. De veronder
stelling dat Johannes Bosschaert in
Dordrecht gewerkt heeft vindt nog
steun in de aanwezigheid van zijn werk
in de zeventiende-eeuwse Dordtse
boedelbeschrijvingen. Zo komen in de
boedellijst van Gysbert van Beaumont,
overleden te Dordrecht in 1648 voor:
"Een hoogen Blompot van
Johannes Bosschaert met een
ebbenlijst int voorhuys.
Noch een fruytagie van Johannes
Bossaert,
noch een benneken met bloemen
van dito Bossert."
Ziehier vrijwel zijn volledige repertoire
bijeen: bloemvaas, fruitstuk en
bloemenmand. Dat deze drie
schilderijen de enige zijn die hier met
de meesternaam worden genoemd te
midden van tientallen andere, die alle
anoniem zijn genoteerd, doet
vermoeden dat de naam van Johannes
Bosschaert (Bosschert, Bossert) in die
tijd welbekend was in de Merwestad.
In een andere Dordtse inventaris,
van 1666, vond ik nog in een
verzameling van bijna uitsluitend
Dordtse Meesters:
"eenige roosjens van Bossert".
Behalve bloem- en fruitstukken en een
samenvoeging van beide soorten ken
nen we nog een andere persoonlijke
variant van het Bosschaert-bloemstuk
in de uitbeelding van tulpen, nu niet als
snijbloemen in vaas, glas of mand,
maar tulpenplanten ten voeten uit,
wortelend in de aarde, waarbij het
traditionele bijwerk - een pad en
insecten - op natuurlijke wijze kon
worden aangewend. Dit originele
schilderij is nu in het bezit van het
Nationaal Museum te Stockholm.
Dit nieuwe frisse type bloemstuk heeft
éénmaal navolging gevonden: het
schilderij Bloeiende tulpenplanten, een
eenling in het oeuvre van Jacob
Gerritsz Cuyp, gesigneerd en
gedateerd 1638, bevindt zich in
Dordrechts Museum.
Johannes Bosschaert had in
Dordrecht nog een navolger:
Bartholomeus Assteyn. De lexica
weten hem niet te situeren, één verwijst
naar Oostenrijk. In Oud-Holland (1953)
heb ik aangetoond dat hij van 1607 tot
1667 in Dordrecht heeft geleefd. Het
Dordrechts Museum bezit van hem
Johannes Bosschaert, Vruchten in een mand, paneel 37,3 x 62,7 cm, gemerkt en gedateerd I Bosschaert Anno 1626;
Rijksmuseum Kröller-Müller, Otterlo.
64