Natuur objectief bekeken
Ronald Mullié
Nico Out
Het werk zonder titel Ultramarijnuit 1992 van Ronald Mullié dat op de omslag van het vorige nummer werd afgebeeld.
Foto: Bram Gideonse.
Ronald Mullié heeft in zijn werk de
relatie natuur-kunst-cultuur tot thema.
Zijn kunst gaat terug tot de periode van
de italiaanse renaissance in de 15e
eeuw en de klassicistische barok, die
twee eeuwen later volgde. De mensheid
heeft altijd een tweeslachtige houding
gehad ten opzichte van de natuur.
De krachten van de aarde werden
gevreesd, maar moesten toch beheerst
worden om te kunnen overleven.
Duizenden jaren lang schiepen offers
aan de goden daarvoor de juiste
omstandigheden. Ook in de
renaissance, toen de westerse
christelijke cultuur zelfbewust ging
beschikken over de kennis en gereed
schappen om zich geleidelijk te
kunnen ontrekken aan de grillen van
de natuur, was de goddelijke genade
een onontbeerlijk gegeven in de strijd
om te overleven. In die tijd bracht men
in Europa voor het eerst sinds de
griekse beschaving weer een
samenhang tot stand tussen religie,
kunst en wetenschap.
Dat komt ondermeer tot uiting in de
neo-platoonse filosofie die aan de
Florentijnse hoven wordt beoefend.
Daarin ontwikkelt men opnieuw de idee
dat er wetten bestaan die wat er in de
natuur plaatsvindt besturen en dat die
wetten te ontdekken zijn. In de plaats
van een god voor elk natuurverschijnsel
is natuurlijk de ene christelijke god
bedenker en schepper van dat alles.
Maar men voelt zich niet meer volstrekt
afhankelijk van zijn ondoorgrondelijke
wegen: die zijn immers te begrijpen.
De stap naar een krachtmeting met de
grote bestuurder is dan niet meer veraf.
De kunstenaar bijvoorbeeld krijgt een
geniale status en is in de beste
gevallen een "uomo universale", met
ook wetenschappelijke verdiensten.
Door zijn hoogontwikkelde antenne
kan hij de volmaakte ordening die
achter de zichtbare realiteit ligt
72