Zeeuwse raadsleden 1974
Door wie worden de Zeeuwse gemeenten eigenlijk bestuurd?
zelfst.
voortdurende verzwakking van hun
positie, waren de boeren en de andere
agrariërs in 1974 dus nog altijd
buitengewoon sterk in de gemeente
raden oververtegenwoordigd!
Zo'n gigantische oververtegen
woordiging kon haast geen blijvend
verschijnsel zijn. Temeer niet waar
volgens de meest recente CBS-
gegevens thans minder dan 6% van de
Zeeuwse beroepsbevolking een
hoofdberoep in de agrarische sector
uitoefent, was er aan de vooravond van
de raadsverkiezingen van 2 maart
1994 alle reden om aan te nemen dat
de uitslagen zouden uitwijzen dat de
'bestuurlijke ontgroening' verder zou
zijn voortgeschreden. Een nadere
analyse van deze uitslagen bevestigt
de juistheid van die veronderstelling:
Van de 320 nieuwgekozenen
oefenen nog maar 48 (15%) een
agrarisch hoofdberoep uit. Daarvan zijn
er 34 te rekenen tot de categorie van
de boeren (waaronder hier zowel
landbouwers als veehouders en
fruittelers en groentekwekers zijn
begrepen); 14 gekozen raadsleden
oefenen een ander agrarisch beroep
uit.
Al jaren is in geen enkele Zeeuwse
gemeenteraad nog sprake van een
agrarische meerderheid. Die tijd ligt nu
definitief achter ons. Het hoogste
percentage agrariërs (30%) treft men
aan op Schouwen-Duiveland (excl.
Zierikzee en Bruinisse), het laagste
44
(8%) op Zuid-Beveland (incl. Goes).
In twee gemeenten (Goes en
Kapelle) ontbreken de boeren geheel
in de raden; Kapelle is de enige
Zeeuwse gemeente waarin überhaupt
geen enkele vertegenwoordiger uit de
agrarische sector in de raad is
gekozen.
Merkwaardigerwijs ontbreekt het
agrarische element daarentegen nu
juist niet geheel in een aantal
gemeenten waar men dat eerder
verwachten zou: in de raden van
steden als Middelburg, Vlissingen en
Temeuzen.
Bovenstaande onderzoeks
resultaten wettigen de conclusie dat de
'bestuurlijke ontgroening' in Zeeland na
1974 allerminst stagneerde. Want in
twintig jaar tijd werd de vertegen
woordiging van de agrarische
beroepsbevolking in de gemeente
raden - door een afname van ruim
29% tot amper 15% - opnieuw
gehalveerd!
Maar hoewel de boeren en de andere
agrarische beroepsbeoefenaren dus
heel wat terrein prijsgaven, moet
tegelijkertijd worden vastgesteld dat zij,
net als twintig jaar geleden, in zekere
zin nog steeds ver boven hun stand
leven. Want met een vertegen
woordiging van rond de 15% in de
raden (tegenover een aandeel van nog
geen 6% van de Zeeuwse beroeps
bevolking), hebben zij eigenlijk nog
altijd weinig reden tot klagen.
Belangenbehartiging
Men kan en moet de zaak echter ook
van een andere kant bekijken. In de
meeste Zeeuwse plattelands
gemeenten hebben de boeren het
grootste deel van de grond in gebruik.
Bij hinderwetkwesties en bij de
uitvoering van de milieuwetgeving
meer in het algemeen, de aanpassing
van gemeentelijke bestemmings
plannen aan streekplannen en andere
kwesties die de landinrichting raken,
staan er voor hen uiterst vitale
belangen op het spel. Het is daarom
begrijpelijk dat men het verlies van de
traditionele bestuurlijke machtsposities
in agrarische kring met lede ogen
aanziet en dat de schrik de boeren wel
eens om het hart begint te slaan.
Dat is wel eens anders geweest.
Lange tijd was het vanzelfsprekend dat
de boeren in de gemeenteraden de
toon aangaven. Zij werden daarin
gekozen (resp. lieten zich daarin
kiezen) omdat zij tot de
maatschappelijke bovenlaag van de
plattelandssamenleving behoorden.
Natuurlijk verloren zij bij het uitoefenen
van hun functie hun eigen agrarische
belangen nooit geheel uit het oog,
maar zij zagen zichzelf toch in de
eerste plaats als representanten van
de bredere gemeenschap; uit dien
hoofde maakten zij aanspraak op een
zeker respect, en dat kregen ze ook.
zorgsector 4%
administr. sector 13%
onderwijs 10%
geen betaald beroep 7%
boeren 21
beroepen 8%
(niet-agr.) 10%
ov n-agr (onzelfst) 28%
andere agr.