Zeeuwse raadsleden 1 994
Door wie worden de Zeeuwse gemeenten eigenlijk bestuurd?
zelfst.
Daarom deden afdelingen van lokale
partijen lange tijd steeds weer juist op
hen een beroep om zich kandidaat te
stellen als er verkiezingen op komst
waren. (Even terzijde: dit deden vrijwel
alle partijen - ook als deze van
socialistische signatuur waren, zij het
dat dit in Zeeland veel minder vaak
voorkwam dan elders in het land.
Vandaar, dat er (buiten Zeeland) zo
vaak ook 'rode' boeren tot de
gemeenteraden zijn doorgedrongen4.)
Verlies kompas-functie
Die breed gedragen vanzelfsprekend
heid nu begon in de loop van de jaren
zestig snel weg te ebben.
Het procentueel aandeel van de
agrarische beroepsbevolking liep
drastisch terug. Middelen van bestaan
buiten de agrarische sector werden
ook in Zeeland steeds belangrijker.
De toegenomen vervlechting van
dorpsgemeenschap en wijdere
samenleving had een verdere
aantasting tot gevolg van de lokale
kompas-funktie die de boeren vanouds
vervulden, niet alleen in het
gemeentebestuur overigens maar ook
in dat van kerk en verenigingsleven.
De toegenomen vervlechting in
nationale netwerken bevorderde
tegelijkertijd onmiskenbaar de
afstemming van de lokale politieke
cultuur op de nationale. Dat betekende
o.a. dat men bij het uitzetten van de
eigen lokale koers meer dan tevoren
ook ging letten op hoe men elders de
dingen aanpakte.
Deze en nog meer oorzaken hadden
tot gevolg dat lokale partijafdelingen in
de boerenstand niet langer het
recruteringsveld bij uitstek voor
raadsleden en wethouders zagen.
Dit leidde ertoe dat de boeren terrein
moesten prijsgeven - en niet zo weinig
ook. Hun economische machtspositie
bleek plaatselijk niet langer omgezet te
kunnen worden in bestuurlijke macht.
Maar ze stribbelden meestal
nauwelijks tegen: veel tegengas gaven
ze in ieder geval niet. Dat hing niet in
de laatste plaats samen met hun
opvatting dat ze welbeschouwd ook
niet zoveel in de lokale politieke arena
te zoeken hadden. Lagen hun
belangen niet voornamelijk elders?
Waren niet Den Haag, Brussel en
Straatsburg de centra geworden, waar
om die belangen werd gestreden?
Daar hadden ze niet helemaal ongelijk
in, maar toen het aantal agrariërs
onder de raadsleden bleef teruglopen,
begon men toch wel ongerust te
worden. Want al besefte men terdege
dat de gemeentelijke beleidsruimte
voor het behartigen van de agrarische
belangen een zeer beperkte was: deze
was er intussen wel en kon ook wel
degelijk aangewend worden. Vandaar
dat er in de afgelopen verkiezingstijd in
de landbouwbladen uitgebreid
aandacht aan de raadsverkiezingen
werd besteed en dat de boeren van de
zijde van de standorganisaties
nadrukkelijk werden opgeroepen om
zich niet in de hoek te laten drukken en
de lokale politiek toch vooral niet af te
schrijven.
Nieuwe elite
Een enkel woord tenslotte nog over
vraag, wat voor typen niet-agrariërs er
nu zijn terecht gekomen op de
bestuurszetels die vroeger door boeren
en andere agrariërs werden bezet.
Begint zich een nieuwe politieke elite in
de Zeeuwse gemeenten af te tekenen?
Opmerkelijk is de terreinwinst van
de raadsleden met een beroeps
achtergrond bij het onderwijs (van 10
naar 16%) en in de administratieve
sector (van 13 naar 20%). De categorie
raadsleden afkomstig uit de zorgsector
groeide ook, maar veel langzamer (van
4 naar 6%).
Als wij zien dat het aandeel van
deze sectoren bij elkaar is gegroeid
van 27 naar 42%, hangt dat er zeker
mee samen dat het raadswerk steeds
meer een beroep doet op kwaliteiten
die juist in deze sectoren te vinden zijn:
gevoel voor bureaucratische
procedures, het kunnen omgaan met
nota's en andere stukken, het in een
vergadering gemakkelijk het woord
zorgsector 6%
adm. sector 20%
(niet-agr.) 10%
overig niet-agr. 24%
onderwijs 16%
geen bet. beroep 8%
boeren 1 1
andere agr. beroepen 4%
45