waar weer op agrarisch gebied
an breed draagvlak. Daarom is het
arheugend dat agrariërs steeds meer
areid blijken hun verantwoordelijkheid
nemen". In 1992 constateerde het
BS dat op bijna driekwart van de
xker- en tuinbouwgewassen minder
bestrijdingsmiddelen werden gebruikt
an volgens eerdere schattingen,
e investeringen die uit het
/erheidsoptreden voortvloeien, zoals
e voor mestopslag, siloafdekking,
alverbetering e.d. zijn vooral voor
jdere bedrijven vaak onoverkomelijk,
de akkerbouwsector vragen andere
anpassingen eenzelfde soort tol,
ivoorbeeld op het terrein van het
rugbrengen van het gebruik van
chemische middelen. Daar kan men
oms met het opstellen van
convenanten via intensief overleg
aultaat bereiken, terwijl bijvoorbeeld
euwe uitvindingen zoals op het
abruik van biologische bestrijding
iuipwespen of andere parasitaire
secten tegen schadeveroorzakers) in
oe goede richting van een beter milieu
erken.
Het Landbouw Economisch Instituut
ad overigens reeds enige jaren
aleden voorspeld dat het Milieubeleid
het midden der 90er jaren een
aantal agrariërs de das zou omdoen.
e voortdurende stijgingen van het
iistenpeil tegenover dalende
komstenprijzen zijn de boeren
/enzeer een gruwel. Het houdt nooit
o, b.v. de noodzakelijke
c ssurantiepremie in geval van de
oodzaak tot het opruimen van
sbestresten na sloop en brand. En
idertussen werken de boeren en
mders zich in spitstijden te pletter en
doorsnee maken zij dan ook vele
en meer dan welke CAO-er ook. Het
geen wonder dat in de eerste acht
laanden van 1993 voor ca. 15.000
iedewerkers op agrarische bedrijven
ontslag werd aangevraagd, 3.000 meer
an over dezelfde periode in 1992.
iteraard parallel daarmee verdwijnen
anen bij bedrijven in de toeleverende
actoren en heerst er bijvoorbeeld
lalaise bij de landbouwwerktuigen
verende industrie.
Uiteraard heeft een gedeelte van de
iederlandse agrariërs, die een
nvoldoende inkomen uit hun bedrijf
visten te verkrijgen, naar neven
oplossingen gezocht en zo ziet men al
aren het verschijnsel van het parttime
f volledig elders werken (in 't laatste
eval met terugvallen op hulp van de
loonwerker) in toenemende mate
optreden. Een verschijnsel dat zich
bijvoorbeeld in West-Duitsland
(Nebenerwerbstelle) en de VS reeds
van na de Tweede Wereldoorlog op
grote schaal manifesteerde. Nu de
werkloosheid in Nederland zo
catastrofaal toeneemt zal deze
vluchtmogelijkheid voor wijkende
agrariërs er niet eenvoudiger op
worden.
Agrificatie
Een andere uitweg, waarmee veel
is en wordt geschermd is Agrificatie:
een toverwoord?
Agrificatie, d.w.z. het verbouwen van
agrarische gewassen met het doel
daaruit tot nog toe niet gewonnen
toepasbare en gewenste eindproduk-
ten te fabriceren, is een begrip dat
actueel werd ten tijde van de oliecrisis
van de jaren zeventig. Zo trok het de
aandacht dat in Brazilië op grotere
schaal bio-ethanol uit eigen
grondstoffenverbouw (m.n. suikerriet)
als motorbrandstof werd gebezigd. In
Nederland bleek koolzaad zich voor dit
doeleinde te lenen en vrij recent heeft
het busbedrijf GADO te Groningen een
proef over langere tijd met drie bussen
uitgeprobeerd. Mij zijn de exacte
resultaten momenteel niet bekend. Dat
het produkt qua prijs (zonder accijns
verhoging) vooralsnog niet met de
geijkte brandstofsector zou kunnen
concurreren was tevoren bekend. In
hoeverre het milieuvriendelijk karakter
van deze toepassing de kinder
schoenen heeft overleefd, is evenmin
algemeen bekend. Maar wel is
duidelijk dat agrificatie geen onzin is en
op lange termijn thans nog onbekende
mogelijkheden zou kunnen bieden,
zowel om nieuwe teelttoepassing ter
vervanging van thans nog verbouwde
"overschot"gewassen te brengen, als
om een bijdrage te leveren aan een
schoner milieu.
Een sterk voorbeeld daarvan
vinden we volgens het blad 19Nu (mei
1993) in de VS. Sinds 1987 is daar
drukinkt op soja-basis ter beschikking
gekomen en meer dan een derde van
de Amerikaanse dag- en weekbladen
is op het gebruik daarvan overgegaan,
wegens de superieure kwaliteit, ook
milieu-technisch, t.o.v. de gebruikelijke
aardolie-inkten. Zwarte soja-
inktsoorten worden daarentegen
minder gebruikt, omdat ze (nog?) een
stuk duurder zijn.
Bestaande industrieën lijken nog
weinig geïnteresseerd in (het meestal
dure en langdurige) onderzoek naar
agrificatie in den brede.
Departementen als Landbouw, Milieu
en Economische Zaken zouden de
koppen bij elkaar moeten steken.
Van de zijde van samenwerkende
landbouwcoöperaties lopen proeven
met olievlas (grondstof voor linoleum),
crambe (plasticverzachter), olifantsgras
(spaanplaten of biomassa voor
stooksel), cichorei wordt in Roosendaal
reeds effectief verwerkt, o.a. voor
inuline-produktie. Dit alles - hoe
interessant ook - neemt niet weg dat
het weinig realistisch zou zijn op
zodanig korte termijn van nieuwe
agrificatie zodanig resultaten te
verwachten, dat daarmee de
momentele crisisverschijnselen in onze
landbouw kunnen worden opgelost.
Het is duidelijk dat heel Europa met
zware economische problemen te
kampen heeft. De gevolgen van het
uitwijken naar lage lonenlanden,
evenals die van Oost-Europese
aanpassingen laten we buiten
beschouwing.
Enige voorzichtige conclusies,
onder het voorbehoud dat niet te
voorziene politieke ontwikkelingen
geen roet in het eten gooien.
Conclusies
1Nu er een GATT-overeenkomst
tot stand is gekomen, gaat de akker
bouw een zeer onzekere toekomst
tegemoet. De zgn. spilfunctie van de
granen die tot nog toe de Europese
akkerbouw kenmerkte zal leiden tot
verdringing van deze teelt en doen
uitwijken naar andere takken van teelt,
iets wat in snel tempo tot te grote
voortbrenging van die andere gewas
sen dan zal leiden. De verzadiging kan
zo groot worden, dat alleen nog
inkomenstoeslagen de sterksten op het
agrarisch platteland overeind kunnen
houden. In het geval van het door
voeren van de ontworpen GATT-
overeenkomst moet rekening
gehouden worden met een sterke
aanslag op onze akkerbouwers, die
zich structureel niet kunnen meten met
bijvoorbeeld de honderden ha's grote
Noord- en Midden-Franse akkerbouw
bedrijven. Tevelen zullen trachten uit te
wijken naar andere gewassen om de
89