Jan Toorop, Strand bij
Domburg, 1912, zwart
krijt met waterverf. Coll.
Haags Gemeentemuseum
Plotseling trof het mij hoe Roland Holst en
Van Schendel als kunstenaars op elkaar
leken, beiden in zekere zin hogepriesters
van het schone. Dat gold ook voor kunste
naars als Toorop en mevrouw Elout, maar er
was een verschil, in monumentaliteit, in
sobere gedrevenheid meer misschien dan in
de stilste verlangens van het hart
In de omgang waren zij, zoals mijn familiele
den mij dikwijls hadden verteld, heel bemin
nelijke mannen; Van Schendel enigszins dro
merig, Roland Holst vol humor en charme.
Hoe anders was dan een man als Boutens
die bekend stond als ontoegankelijk en
hooghartig maar in zijn werk, zo leek het
mij, evenzeer op zoek was naar zuivere
schoonheid, zij het van een ander bestaan.
Een vertolker van een tijdloze innerlijke
wereld.
Op dat moment realiseerde ik mij dat tijd
gebonden niet hoefde te betekenen: niet
tijdloos. Het kon beide zijn; of men een
negentiende eeuwse of een twintigste
eeuwse kunstenaar was, had in dat opzicht
geen betekenis. Ik keek naar Roland Holst,
een man die bij uitstek besefte hoeveel vrij
heid er in begrenzing kon liggen. Hij glim
lachte naar mij, opkijkend van een aantal
schetsen die Toorop en Van Schendel hem
hadden aangereikt. Ik kwam naast hem
staan. Het waren voorstudies voor
Madonna-afbeeldingen en, wonderlijk
genoeg, voor een portret van Boutens. Op
mijn vraag aan Van Schendel of hij een lief
hebber was van Boutens' werk, antwoordde
deze dat hij waardering had voor de literaire
feilloosheid ervan maar dat het hem niet
werkelijk iets deed. Ik knikte; het had de
zuiverheid van het hoogste kristal, men
miste warmte, medegevoel. De laatste
schets - een in vaart neergezette
Walcherse kermis -
was niet van
Toorop.
"Séri Góth", Van
Schendel sprak met
enige trots. Sari
bleek een dochter
van het Hongaarse
schilders-echtpaar
Maurice en Ada
Góth-Löwith te zijn,
die het verlangen
schrijfster te wor
den op advies van onder meer Toorop en
Van Schendel had ingeruild voor een loop
baan als schilderes. De Góths waren bij het
uitbreken van de Grote Oorlog in België
geweest, naar Nederland gevlucht en in
Domburg terecht gekomen. De toen 14-jari-
ge Sari werd er kind aan huis bij de Van
Schendels.
Intussen hadden wij allemaal thee gekregen.
"Wanneer het onzichtbare schone in de
natuur in schone zichtbare vormen is uitge
drukt, dan zult ge ook het schoonste por
tret krijgen", Toorop wendde zich tot mij.
"De studie van de portretkunst uit alle tij
den is zeer leerrijk en merkwaardig omdat in
de psychische expressie der schoon en zui
ver uitgebeelde personen de geestelijke
reflexies der tijden meer leven dan in de
historische feiten en de daden der hande
lende personen."
Dat geldt ook voor muziekstukken!" zei
een enigszins kalende jongeman met grote,
stralende ogen. "Luister maar", hij zette
zich achter de piano en begon te spelen.
Veere, speciaal voor Charley. Als zij nu hier
was geweest, had zij het voor ons kunnen
zingen."
"Alex Voormolen, een jonge componist",
Roland Holst ging op de leuning van de
canapé zitten waarop ik een plaatsje had
gevonden. "Hij komt wel eens met Lucie
van Dam mee. Charley Toorop is ook in
Domburg. Ze is net terug uit Parijs, zat daar
in een appartementje dat Mondriaan voor
haar gevonden had."
Het gesprek werd nu algemeen en luchtig,
kwinkslagen vlogen over en weer, thee
maakte plaats voor drankjes - het was, zo
leek het mij, met enige spijt dat Roland
Holst aankondigde dat het tijd werd te ver
trekken.