n
ragmenten uit Mondriaande man
die de charleston danste
1 9 0 8 was een goed jaar voor Piet
Mondriaan. Hij was toen zesendertig.
Vijf jaar ouder dan Van Dongen. Piet
ontdekte in dat jaar het eiland
Walcheren en speciaal het badplaatsje
Domburg dat 's zomers een internatio
nale bevolking had. In de loop van de
jaren had zich daar ook een kolonie van
kunstenaars gevestigd. Die was eerst
alleen aanwezig gedurende de zomer
maanden. Maar al spoedig waren er ook
schilders die er min of meer permanent
verbleven.
MAX DENDERMONDE
Max Dendermonde's nieuwe
roman verschijnt in
oktober 1994 bij De Prom
te Baarn.
Prijs f 39,50
De internationaal belangrijkste was Jan
Toorop. Die had in de zomer van 1898
kennis gemaakt met Domburg. Toorop
logeerde daar in het fameuze Badhotel.
Hij raakte bevriend met de plaatselijke
schilderes Mies Drabbe die zijn leerlinge
werd. Vele maanden per jaar verbleef
Toorop daar. Nu niet langer in het
Badhotel. Maar in een vast huisje.
De aantrekkelijke Mies Drabbe schilder
de en tekende verdienstelijk. Aan haar
persoonlijkheid -in de schaduw van
Toorops internationale roem- was het
te danken dat Domburg als kunstcen
trum groeide. Er kwam zelfs een
Domburgs tentoonstellingshuis, een
houten gebouwtje schuin tegenover
het Badpaviljoen. Eveneens onder
invloed van Mies Drabbe was het dat in
Domburg de theosofie een goed thuis
vond. Het universele en toen moderne
karakter van de theosofie gaf aan het
geestesleven van het provinciale
plaatsje een internationale atmosfeer.
In Domburg werd de bezoeker niet ge
hinderd door bekrompenheid.
Mondriaan zei: "Ze hielden daar allemaal
van het grootse en het goede."
Het beviel Piet Mondriaan uitstekend in
Domburg. Er was altijd wel iemand om
mee te praten. En als hij behoefte had
aan alleen zijn, liet men hem met rust.
"Graag of niet," had hij in gedachten
gezegd tegen de traditionele kunstwe
reld in Amsterdam. "Graag of niet."
Hij kon nu een kluizenaar zijn in een
gezellig dorp. Piet mediteerde dikwijls
en liet een baard staan: hij zag er uit
als een apostel en hij wilde dat ook zijn.
"Ik wilde met mijn kleurgebruik een
boodschap uitdragen."
Paul vroeg: "Was de predikant nog
altijd niet dood?"
"Misschien kun je het zo noemen."
In 1909, toen hij in het Amsterdams
Stedelijk museum mocht exposeren
samen met Jan Sluijters en Cornelis
Spoor -eveneens Amsterdamse
Domburgers- reageerde de kritiek ver
ontwaardigd op het nieuwe luministi-
sche werk van Mondriaan. Zelfs de
stichter van een socialistische commu
ne, de internationaal bekende schrijver
en progressieve denker Frederik van
Eeden, brak Mondriaan tot op de grond
toe af.
"Hij noemde mij decadent. Anderen
gebruikten het woord ziek. Ik maakte
veel emoties los," zei Mondriaan glimla
chend.
Ondertussen plaatste het bestuur van
St. Lucas hem in de jury voor de leden
tentoonstelling in 1910. Het Stedelijk
Museum stond twee zalen af. Toen de
tentoonstelling in het voorjaar werd
geopend, erkende het ingewijde publiek
op slag de nieuwe grote kracht van
Mondriaan. Zijn energieke kleurenwereld
heerste over alles. Het drong tot de
mensen door dat er ook in Nederland
een nieuwe wereld open was gegaan.
En dat het impressionisme van de
Haagse School verleden tijd was gewor
den.