Begleiter vroeg: "Heeft De Stijl de rich ting van je verdere leven bepaald?" "Jawel," zei Piet. "In zekere zin." Hij grijnsde ondeugend als een oude man die nog altijd jong is. "Je kunt net zo goed zeggen dat de De Stijl is bepaald door Piet Mondriaan. De Stijl, dat ben ik." "Waarom?" "Op leven na dood," zei Piet. "Afgedwaalden." Het eiland Walcheren beleefde in 1928 een van de mooiste en allervolste seizoenen van zijn badgeschiedenis. Het liep al tegen de avond toen zij in Domburg arriveerden. Overal in het Badhotel brandden de lichten. In de nog zoele zoute wind stond de oude Derk Kandringa in zijn leren pak hen op te wachten. Hij riep panisch dat het hotel vol was. "Dat spaart geld!" riep Fransjan zorge loos. Greta en hij kenden een goede vriendin van hun ouders, mevrouw Elout. Zij was de vroegere Mies Drabbe, de bekende plaatselijke kunstenares, een vriendin van de oude Jan Toorop die Domburg zo gul in zijn liefde en zijn roem had laten delen. De echtgenoot van mevrouw Elout was directeur van het Zeebad. Dit echtpaar vormde het extract van Domburg. Het was alles tegelijk: de commercie, de kunst, de geschiedenis, de toekomst. De praktische lieve mevrouw Elout reed een paar pensions met hen af. Greta en zij spraken over de dood van Toorop, eerder dat jaar. Over het afne men van Domburg als kunstcentrum. Mevrouw Elout wees Derk Kandringa waar het beroemde tentoonstellings huisje had gestaan. Al in 1921 had nie mand meer de moed gehad om het op te bouwen na een winterstorm. Het gebouwtje was toen volledig in elkaar gewaaid. Nog maar pas elf jaar voor die kleine ramp had men in Amsterdam gesproken van "de triomf van Domburg" toen de moderne Domburgse schilders in de hoofdstad hadden geëxposeerd. Dat was in 1910. De glorie was nu verdwenen, de geest van vóór de Grote Oorlog was nimmer meer teruggekeerd. Maar als badplaats bloeide Domburg desondanks als nooit tevoren. "En Mondriaan?" vroeg Kandringa. Mevrouw Elout zei: "Hij kwam nog wel. Maar exposeerde hier nauwelijks meer." Ze zei dat Piet Mondriaan tijdens de oorlog veel te druk bezig was geweest met de Nieuwe Beelding. "Vertelt u eens over het mediteren," zei Greta. "Ach nee, zusje" zei mevrouw Elout. "Dat is al duizend keer verteld." Greta zei tegen de tekenleraar: "Hij zat alleen op het strand. In een Oosterse houding." "Het was kenmerkend voor Piet," zei mevrouw Elout toegeeflijk. "Ik hoor dat hij het nog altijd doet. In Parijs, op zijn atelier. Mondriaan is de eenzaamste man van de wereld." "Dat kan nauwelijks anders," zei Kandringa met een ingeleefde glimlach. Het leek of hij heel moe was van de dag. Zijn gezicht had de troebele wit heid van citroensap. Paul Begleiter hoorde het geïrriteerd aan. In 1927, het jaar daarvoor, toen de Begleiters nogmaals een zomer in de badplaats hadden doorgebracht, had hij dezelfde soort verhalen vernomen. Het was een stuk geschiedenis waar hij niets mee te maken wilde hebben. Paul Begleiter mocht hier dan geboren zijn, in 1910, maar zijn werkelijke leven met Domburg was pas begonnen toen hij zestien was geworden. Met de zee, het zwemmen, de lange wandelingen over het strand met zus Zewuster. Het was die zomer dat Zusje en hij hun vriend schap waren begonnen. Hun vrijmoedi ge en toch afstandelijke omgang. Tenslotte vond mevrouw Elout nog slaapplaatsen in twee verschillende pensions. Ze bracht de vrouwen en mannen gescheiden onder. Niemand van hen vond Domburg daarom een groot succes ofschoon tante Fenny en Paul er niets over zeiden. Het leek erop dat niemand hun komplot had ontdekt. Misschien hield men wijselijk zijn mond. In de vroege morgen vertrokken ze naar Brabant, Kandringa als een oude duivel voor hen uit op zijn Norton.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1994 | | pagina 48