toon die trouwens in de hele collectie valt te beluisteren: Het eyndight met verdriet, of ick en weet niet wat... Al lijken vele van de voorvallen nog didactisch geënsceneerd, het kan niet worden ontkend dat de emble matische maniere van schrijven mét Cats' geestelijke ontwikkeling is geëvolueerd tot hét geëigende expressiemiddel van een vorm van piëtistische vroomheid: de occa sionele meditatie. Over de rol die de meditaties van Hall in dit proces hebben gespeeld, is bij mijn weten nog nooit onderzoek verricht. Een eerste en (al te) vlugge kennismaking levert in elk geval enkele interessante gegevens op. Halls invloed beperkt zich geenszins tot Cats: én literair én spiritueel zijn de Occasional Meditations in de Republiek echt erg belangrijk geweest. Opvallend is wel hoe de beoefenaars van het genre steeds ook naar Cats verwijzen: het is alsof zij hem als een soort Nederlandse Hall beschouwen. Een eerste reeks van eenennegentig Occasional meditations verscheen door toe doen van Halls zoon Robert in 1630 te Londen. In 1631 werd zij al met een aan hangsel van negenenveertig nieuwe num mers uitgebreid. De volgende uitgaven (vanaf 1633) tellen dus alle honderdveertig meditaties. Robert zorgde in 1635 ook voor een Latijnse editie: de Autoschediasmata vel Meditatiunculae Subitanae. Hall jr. had de korte prozabeschouwingen in de lade van zijn vader gevonden. Alhoewel deze laatste zijn losse vrome invallen nooit in zijn verzamelde werken liet opnemen, had hij geen bezwaar tegen een aparte uitgave. Als geestelijke oefeningen vallen de Occasional meditations op door hun concreetheid, hun bondigheid en individualiteit. Ook Hall gebruikt nog de term embleem: Behold a true emblem of false love luidt het over de wingerd (nr. 134). Maar de verschuiving van les naar gebedspraktijk is overduidelijk. Een individuele zintuigelijke impressie vormt vrijwel steeds het uitgangspunt: op de beweging aan de hemel, op het geblaf van een hond, op de geur van een roos, op het gesis van gloeiend ijzer in de koelbak, op het dragen van een kruik; ze leidt tot toe passingen die juist vanwege hun subjectivi teit wel eens geforceerd aandoen en op een individueel gebed uitlopen. De gelijkenis met Cats is frappant, soms tot in de keuze van de meditatiestof toe. Alleen: de Nederlander maakt (nog vaak zeer didac tisch opgezette) versjes. Tijdgenoten hebben deze connectie soms goed gemerkt. Waar Cats in zijn inleiding op- de Invallende gedachten laat horen dat het hier om een nieuwe vorm van innige wereld beschouwing gaat, halen andere Hall-navol gers de Occasional meditations duidelijk binnen in het in Nederland florerende en 'sterke' genre van de emblematiek. Een eerste voorbeeld hiervan levert de vrome Veerse smid-dichter Cornelis Udemans (1599-1672?), naar eigen zeggen goet ront, goet Zeeuws en slecht Poëet. In 1643 publiceert hij in Den Haag een leer dicht over de dood onder de titel De waec- kende oog, op de onsekerheyt des men- schen levens. Achter het eigenlijke werk volgen nog vierendertig Emblemata ofte Sinne-dichten op diversche gelegentheden, waer op ick den Leser hier bidde met sijn gedachten te willen spelen, overmits de selfde met geen af-beeldinghen, maer een- voudichlick, en slecht voorgestelt en sijn. Geen plaatjes dus. Het is nog nooit opge merkt, maar de gedichten zijn bewerkingen van Halls meditaties. De bron wordt niet genoemd. Wel verwijst Udemans de lezer aan het eind naar Cats: Maer dat ick schuldig' blijf, en niet voldoen en kan, Dat wijst de heere Cats u wel ten vollen an. In 1643 moet deze hommage nog op de klassieke emblematicus Cats zijn bedoeld. Halls gelegenheidsoverwegingen worden opgeslorpt in het lokale genresysteem. Nog sprekender in dit opzicht is De Schoole der Wereld (Dordrecht 1682) van de boek handelaar, dichter en vertaler, Frans van Hoogstraeten (1632-1696), een jongere broer van de beroemde Samuel. Alle hon derdveertig Occasional Meditations zijn hier vanuit Robert Halls Latijnse vertaling tot regelrechte emblemata omgewerkt onder meer aan de hand van niet minder dan zes endertig etsen van Arnold Houbraken. De bundel is opgevat als een hommage aan de overleden Cats:

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1994 | | pagina 54