Associated Press om in Europa de Eerste Wereldoorlog te verslaan. Zijn vrouw en kin deren bleven achter in Boston. Als oorlogs correspondent reisde hij naar verscheidene Europese landen, schreef onder meer over het beleg van Antwerpen en verloor zelf bijna het leven toen het schip waarmee hij het Kanaal overstak, werd getorpedeerd. Het opeengepakt zitten in een reddingsvlot bezorgde hem, zo zei hij later, een levens lange claustrofobie. In deze jaren publiceer de hij enkele geschiedenisboeken, maar deze sloegen niet aan. Zijn huwelijk liep stuk in 1920 en met de moed der wanhoop trachtte Van Loon in New York City's bohé- miene wijk Greenwich Village door allerlei publicitair werk aan de kost te komen. Zijn grote doorbraak kwam met zijn zesde boek, The Story of Mankind, in 1921. Dit werd zijn eerste bestseller die zijn naam vestigde in en buiten Amerika en hem bin nen twee jaar naar schatting S 200.000,== aan royalties opleverde, voor die tijd een enorm bedrag. In The Story of Mankind, geïnspireerd op het in 1920 door H.G. Wells gepubliceerde kassucces An Outline of History, gaf Van Loon zijn eigen visie op de wereldgeschiedenis, van holenmens tot heden, geheel verlicht met kinderlijke teke ningetjes die zo kenmerkend waren voor de illustraties in al zijn werken. De reactie in academische kring was erg uiteenlopend: de befaamde Amerikaanse historicus Charles A. Beard had veel waardering voor Van Loons ironische geschiedschrijving en beti telde The Story of Mankind als "a great book, one that will endure". Hoe anders was de reactie in Van Loons oude vaderland. Johan Huizinga besprak de Nederlandse vertaling van het boek in De Gids en stak zijn huivering voor dit Amerikaanse wanpro- dukt niet onder stoelen of banken. Hij gruw de van de illustraties en vond dat de schrij ver, die hij overigens een "geschoold histo ricus, gevoelig voor schoonheid en wijsheid" noemde, zich had verloochend door af te dalen tot "den stijl van Pirn en Mien". Dit afdalen tot het kind beschouwde Huizinga als "een der vloeken van onze eeuw". Dat The Story of Mankind zo'n groot succes in Amerika was, vond de eminente Nederlandse cultuurhistoricus "een veeg teken voor onze beschaving". In snel tempo volgde nu het ene boek na het andere, over historische figuren, kunst geschiedenis, geografie, volksliedjes en wat niet al. Van Loon imponeerde overal door zijn schier universele kennis en zijn even- grote drang deze met jan en alleman te delen. In 1922 had hij een bijdrage geleverd aan het geruchtmakende boek Civilization in the United States, waarin hij het geringe historische besef van de meeste Amerikanen aan de kaak stelde en de histo rici ervan beschuldigde dat niemand in staat was geweest de man in de straat ervan te overtuigen dat het lezen van historische werken geen verspilde, maar goed bestede tijd was. Hiermee was zijn missie duidelijk: hij, Hendrik Willem van Loon, zou de door sneeburger bekeren tot de geschiedenis. Spontaan schreef hij alles op wat hem voor de geest kwam zonder veel diepgaand onderzoek. Welk onderwerp het ook betrof, voor Van Loon was duidelijk hoe het univer sum in elkaar stak door zijn eigen univer sum te bestuderen. "Het verschil tussen Van Loon en andere historici", zo schreef het bekende weekblad The New Yorker in een ironisch portret van Van Loon in 1943, "ligt in het feit dat Van Loon zijn gegevens uit de schachten van zijn eigen persoonlijk heid opdiept, terwijl zijn minder geïnspireer de rivalen gedwongen worden hun tweede- hands-informatie te baseren op het gezag van stoffige archieven". De kritiek die Van Loon ondervond van professionele historici die wezen op feitelijke onjuistheden in zijn werk, wees hij hooghartig van de hand. "Who gives a damn about some little pro fessor?", zei hij dan. Er was zijns inziens sprake van een professorencomplot die kennis voor zich monopoliseerde en hij, de grote popularisator, zou deze kennis via zijn geschriften overdragen aan de grote massa die anders nooit met geschiedenis in aanra king kwam. Zijn kaleidoscopische boek The Arts, dat in 1937 tegelijkertijd in Amerika, Engeland, Oostenrijk, Frankrijk en Italië ver scheen, werd in The Saturday Review of Literature door niet minder dan vijf recen senten besproken die ieder een onderdeel voor hun rekening namen: schilder- en beeldhouwkunst, archeologie, architectuur en muziek. Terwijl de kranten The Arts in het algemeen als een briljante tour de force beschreven, beschouwden veel hooggeleer den het als een fiasco. "Het irriteert me nogal", zo schreef Van Loon eens naar The

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1994 | | pagina 68