hartstochten en zijn egoïsme die slechts te overwinnen zijn door de erkenning en doorleving van het eeuwige en het oneindige. A.F. Sifflé was een religieus mens die lyrisch zijn 'unio met het Grondwezen' bezong. Zijn taalgebruik was zelden concreet en vaak verloor hij zich in lange volzinnen waarin op poëtische toon de onbegrensde oneindigheid van de kos mos beschreven werd. Voor Sifflé was de persoonlijke God gestorven, maar zijn geloof in Spinoza's 'Deus sive Natura' was springlevend. Hij bouwde een geweldig (maconniek) vocabulair op om zijn God treffend te kunnen beschrij ven: het Al, het Al-ene, de grenzeloze natuur, de Albezieler, het Grondwezen, het Opperwezen, het 'noumenon', de eeuwige Vader, de Aloceaan, de alles barende en voedende levensoceaan, het oorspronkelijk Oneindige, de zelf standigheid, de substantie, het eeuwige denken en de grenzeloze uitgebreid heid, het volkomene, het albezielende en zelfstandige Zijn...Toch bleef Sifflé een wat geïsoleerde figuur in de vrijdenkersvereniging. Onder invloed van de resultaten van de natuurwetenschap kwam er steeds meer aandacht voor het positivisme en materialisme - zo propageerden Van Vloten en Moleschott met meer succes hun seculier spinozisme. terug in de maconnieke moederschoot In de eerste helft van de jaren zestig moet Sifflé zich gerealiseerd hebben dat zijn pogingen het Nederlandse volk te bereiken mislukt waren. In Middelburg was zijn dagblad al ten onder gegaan en ook in de De Dageraad had het pant- heisme aan glans verloren. Op aandringen van enkele vrienden werd hij op 30 maart 1864 op 63-jarige leeftijd aangenomen in de loge La Compagnie Durable (opgericht in 1770). De Middelburgse broeders twijfelden niet aan zijn motieven want men wist dat Sifflé "het grootste deel zijns levens de beginselen van het genootschap niet slechts toegedaan was, maar dat hij de beginselen waarop het rust, zooveel mogelijk in handel en wandel toepaste". Middelburg beschik te over twee loges - de andere was de 'aristocratische' loge Le Philantrope (opgericht in 1758). In La Compagnie Durable hadden notarissen, advocaten en klerken steeds een grote rol gespeeld en de contributie betrof het laagst toe gestane bedrag binnen de maconnieke wetgeving. Het waren dan ook vooral de sociale middengroepen die elkaar in deze loge ontmoetten. Toen de Zeeuwse vrijmetselaar J.C. Altorffer de notaris-wijsgeer bij zijn dood in 1872 herdacht vroeg hij zich af waarom Sifflé niet eerder tot de maconnerie was toe getreden. Tot een antwoord kwam hij niet. Toch zouden we deze vraag voorzichtig kunnen beantwoorden. Sifflé was uit stekend op de hoogte van het kantianisme en spinozisme dat in Nederland steeds verbonden was geweest met de vrijmetselarij. Echter, de maconnerie werd beheerst door een conservatieve geest waarin de rituele mystiek gepre fereerd werd boven de rationalistische. Sifflé moet op de hoogte geweest zijn van de moeizame pogingen van Kinker en Van Hemert meer ruimte te schep pen voor het wijsgerig denken, en ook zijn leermeester Markus Polak had in Amsterdam met verdachtmakingen en uitsluiting kennis gemaakt. De oprichting van Post Nubila Lux en De Dageraad betrof een exclusieve poging het vrije filo sofische denken los te maken van de vrijmetselarij. Dat Sifflé die poging steun de blijkt onder meer uit het feit dat hij zich met Kornelis Baart in 1856 aansloot bij De Dageraad. Omdat zijn hooggespannen verwachtingen niet uitkwamen zal hij besloten hebben de 'volksopvoeding' te staken. Ook W.W. Mijnhardt concludeerde in Tot Heil van 't Menschdom (1987) dat de Middelburgse loges tussen 1750 en 1815 geen rol speelden in de verspreiding van verlichte opvat tingen. Sifflé zal van het intellectuele peil van de loges geen al te hoge dunk

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1994 | | pagina 15