jes in het dorp en naar hun vaste kotjes op het strand. Deftige families tennisten op de ten
nisbanen aan de voet van de duinen.
Wij pingpongden in de garage van dokter Vaandrager. En 's avonds gingen we eerst naar
het Badpaviljoen als er gedanst kon worden en daarna naar "Brammetje" ofwel Café
Tramzicht. Zwalkend fietsten we dan 's nachts weer naar huis.
Westkapelle vormde de westelijke punt van de ruit. Hier werd altijd gevochten tegen de zee.
Als meest vooruit geschoven punt in zee moesten de Westkappelaars de harde klappen
van de woeste zee incasseren. Diepe groeven in hun gezichten achterlatend, zoals de
schilderijen van Toorop laten zien. Mensen ook met een sterk geloof. De mannen hebben
blond haar, zo anders dan de andere Zeeuwen. Wij geloofden dat zij van de Noormannen
afstamden, een soort zeerovers, die buitmaakten op de schepen die langs voeren. Waar
moesten zij anders van bestaan?
Je kon maar op een manier rijdend het eiland af en dat was de route naar het oosten.
Walcheren is een schiereiland. Je rijdt over een smalle dam in het Sloe naar Holland. Dat
was eigenlijk de enige ontsnappingsroute, de Zeelandbrug en de Veerse Dam waren nog
niet aangelegd. Alles ging per boot, naar Breskens, naar Kamperland, in de zomer zelfs
naar Rotterdam. Soms moesten wij het eiland af om te schaken tegen de jongens van het
Oostburgs Lyceum of van de HBS in Zierikzee. Daar was je dan een hele dag mee
bezig,fietsen,varen,schaken,varen,fietsen en weer thuis. Een keer hebben we alles gewon
nen en was het team van het Middelburgs Gymnasium kampioen. Toen moesten wij
Zeeland verdedigen tegen Holland...
Geboren en getogen in Middelburg
Ik ben in Zeeland geboren. Mijn ouders kwamen uit Zuid-Holland, maar alles om mij heen
was zeeuws. Het dienstmeisje uit Oostkapelle en de werkster uit Arnemuiden liepen in
dracht en spraken zeeuws. Vroeger kwamen de leveranciers aan de deur.
Corstanje voor het brood, Leijnse en Versluijs voor de groente en Verhage voor de vlees
waren. Jobse klom het dak op om de lekkages te dichten en Joziasse kroop onder de vloer
van het grote huis om de verstopping in de gemetselde riolering te verhelpen.
Riemens deed in het voor- en najaar de tuin. We hadden een prachtige stadstuin, met veel
bomen die regelmatig gesnoeid moesten worden. Al die mensen spraken zeeuws en dat
zeeuws heb ik als kind ingedronken, zoals Gods woord gaat in een ouderling.
De middenstand mag dan zeeuws praten, van de "zeun van de dominie" werd dat niet ver
wacht. De Christelijke Burgerschool en het Stedelijk Gymnasium hebben er op toe gezien,
dat ik algemeen beschaafd nederlands bleef spreken.
Het Gymnasium vormde een soort ivoren toren op het eiland. Van heinde en ver kwamen
vooral de zonen en dochters van "de dokter, de dominee, de notaris" naar deze school.
Gelegen in de Latijnse Schoolstraat, niet ver van het Stadhuis, de Kerk en de Abdij. Nog
geen honderd leerlingen telde de school, parallelklassen waren niet nodig. De docenten
waren in mijn herinnering stuk voor stuk persoonlijkheden.
Destijds ontvingen de ouders aan het einde van het schooljaar een (ook) in het Latijn
gestelde uitnodiging om de overgang van hun kinderen van de ene naar de andere klas -
deftig Promotio genoemd - in de Burgerzaal van het Stadhuis bij te wonen.
Zo kweek je elite, denk je dan later. Toch was de verhouding tussen leraren en leerlingen
gemoedelijk.
Rector Fortgens draaide platen (op zo'n mooie koffergrammofoon) voor de noodzakelijk
muzikale vorming, Dido en Aeneas natuurlijk van Purcell. Wiskundeleraar de Roos organi
seerde soms een bridgedrive in de lerarenkamer, waaraan iedereen kon meedoen. Tussen
Kerstmis en Pasen zetten de leerlingen een tafeltenniscompetitie op, waaraan leraren en
leerlingen meededen. En dan was er de "certamen birotale", een fietspuzzeltocht, georga
niseerd door Tichelman, een van de leraren klassieke talen. Een fietstocht over het eiland,