rijwilligerswerk in Zeeland
Vrijwilligerswerk wordt wel de smeerolie
van de samenleving genoemd. In een
samenleving die zich laat kenmerken door
een grote mate van individualisering, het
najagen van eigenbelangen en een terug
tredende overheid is het domein van de
'onbetaalde en onverplichte arbeid' een
van de steeds onontbeerlijker kaders
waarbinnen solidarisering tot stand
gebracht kan worden (vgl. Michielse,
1993). De waarde van werk dat mensen
vrijwillig en onbetaald voor anderen of de
samenleving verrichten, wordt algemeen
ook hoog ingeschat.
Inleiding
De toenemende belangstelling voor ver
schillende vormen van onbetaald werk
wordt wel in verband gebracht met door de
overheid gewenste bezuinigingen ten
behoeve van het financieringstekort of met
een toegenomen werkloosheid (Van Dijk
en Boin, 1993). Vanuit de overheid bena
drukt men de waarde van het verrichten
van onbetaalde arbeid onder verwijzing
naar de idee van een 'zorgzame samenle
ving'. Vanuit het werkloosheidsperspectief
wordt het verrichten van onbetaalde arbeid
bestempeld als een mogelijke vorm van
compensatie of substitutie voor betaald
werk of als een mogelijk opstapje naar een
betaalde baan.
In 1986 heeft de de Provincie Zeeland een
nota uitgebracht over vrijwilligerswerk,
waarin de waardering voor vrijwilligerswerk
nadrukkelijk wordt uitgesproken en men er
tevens de conclusie aan verbindt dat het
een taak van de provinciale overheid is vrij
willigerswerk (financieel) te ondersteunen
(GS van Zeeland, 1986).
In de praktijk bleek het ontwikkelde beleid
echter de nodige onduidelijkheden op te
leveren en is onlangs besloten een herij
king te laten plaatsvinden. De belangrijkste
vraag daarbij: Wat is nu eigenlijk de taak
224
B.A.J. VAN DER WOUW
van de provinciale overheid als het gaat
om vrijwilligerswerk? Om die vraag goed te
kunnen beantwoorden wilde de provincie
toch ook eerst wat meer duidelijkheid
omtrent de vraag waar we het nu precies
over hebben als we praten over vrijwilli
gerswerk in Zeeland. Geen gekke vraag
want opmerkelijk genoeg is er heel weinig
zicht op de daadwerkelijke aard en
omvang van vrijwilligerswerk in de provin
cie.
Dit is vooral te danken aan onduidelijkhe
den rondom het begrip vrijwilligerswerk.
Om de vraag naar aard en omvang van het
vrijwilligerswerk eenduidig te kunnen
beantwoorden moet er immers allereerst
een scherpe afbakening gemaakt worden
in wat we nu wel en wat we niet verstaan
onder vrijwilligerswerk. En dit blijkt hele
maal niet zo gemakkelijk te zijn. Wanneer
in verschillende onderzoeken naar vrijwilli
gerswerk bovendien op verschillende
manieren de aard en omvang van het vrij
willigerswerk wordt gemeten, ligt het voor
de hand dat de resultaten eerder verwar
ring scheppen dan dat zij duidelijkheid ver
schaffen. Zo komen de leefsituatie-onder-
zoeken van het Centraal Bureau voor de
Statistiek (CBS) tot heel andere uitkom
sten dan de tijdsbestedingsonderzoeken
van datzelfde CBS (1992, 1993).
Het is niet verwonderijk dat de resultaten
van bestaand onderzoek naar vrijwilligers
werk elkaar nogal eens tegenspreken. Een
aantal landelijke onderzoeken bijvoorbeeld
geven aan dat in plattelandsgebieden
meer vrijwilligerswerk wordt verricht dan in
verstedelijkte gebieden (Van Daal, 1990:
Van Beekhoven, 1991). Hieruit zou men
kunnen afleiden dat in een plattelandspro
vincie als Zeeland relatief veel vrijwilligers
werk wordt verricht. Opmerkelijk genoeg
blijkt dit niet uit de beschikbare onderzoe
ken waarbij uitsplitsingen per provincie
worden gemaakt (Van Dijk, 1987). Van
Beekhoven (1991) rapporteert zelfs dat in