e was in de vorige eeuw nauw betrokken bij het culturele en politieke leven in
Middelburg. Alexander Francois werd in 1801 geboren te Middelburg als het
nige kind van de plaatselijke notaris Alexander Michel Sifflé en diens echtge-
ote Pauline Beljaart - zelf ook dochter van een notaris. Zij gaven hun zoon een
edegen en beschermde opvoeding waarvan de lijnen werden uitgezet door de
iterst dominante vader Sifflé. Op tijdgenoten maakte de jonge Alexander
rancois een 'onmanlijke en zoetsappige' indruk en zelfs als volwassene werd
ij door zijn vader 'als een knaap behandeld'. De Middelburgse stadsbevolking
ekende de familie Sifflé tot de deftige burgerstand en na de Franse school
nezocht Alexander jr. volgens goed gebruik de Latijnse school in zijn woon
plaats. Hij was verknocht aan het ouderlijk huis en vertoefde niet gaarne verre
an huis. Alhoewel hij zich inschreef voor de rechtenstudie te Leiden bleek hij
geenszins van plan Middelburg in te ruilen voor de oude universiteitsstad. Sifflé
tudeerde 'op afstand' en maakte - onder nauwlettend toezicht van zijn vader -
en bevlogen en intellectuele ontwikkeling door. Op 1 oktober 1825, nauwelijks
:4 jaar oud, promoveerde hij op een juridisch onderwerp waarmee hij zich rijp
loonde de praktijk van zijn vader in de naaste toekomst over te nemen. Zijn pro-
notoren waren H.W. Tydeman (rector magnificus te Leiden) en H. van Roijen
voormalig rector en woonachtig in Vlissingen). Beide rectoren bleven geruime
jd goed bevriend met de familie Sifflé.
Direct na zijn promotie vestigde Sifflé zich als advocaat in zijn woonplaats met
te bedoeling zijn rechtswetenschappelijke en -filosofische opvattingen te toet
en aan de levenspraktijk van alledag. Blijkbaar beschikte hij over voldoende
rije tijd want onmiddellijk wijdde hij zich geconcentreerd aan het schrijven.
Korte tijd na de opening van zijn praktijk publiceerde hij in 1825 zijn eerste bun-
lel gedichten. Nagtglas noemde Sifflé in zijn Levensberichten van Zeeuwen
1893) geen groot dichter - hij ontbeerde de dichterlijke bezieling - maar een
uitstekend en talentvol gelegenheidsdichter die de improvisatie niet schuwde,
ijdens tal van gebeurtenissen in Middelburg trad hij op als 'stadpoët' en decla
meerde zijn rijmen tot op hoge leeftijd: "...en toen
op den 7 april 1869 het Zeeuwsch Genootschap
ijn eeuwfeest vierde, tintelden in de weinige cou
pletten, die de grijze dichter alstoen aanhief, nog
prankels van jeugdige kracht en vuur".
Maar ook zonder dichterlijke bezieling bleef hij een
iroot liefhebber van de Nederlandse literatuur. In
e jaren 1827 en 1828 publiceerde Sifflé enkele
istorische studies over de oorsprong en de wet
ten van het Nederlandse rijm, over dichtmaten, en
■ver het taalstelsel van Bilderdijk. Voor zijn werk
erkreeg hij onder meer prijzen van de
Maatschappij voor Letterkunde (Brugge) en
eyler's Tweede Genootschap. Voor het
'eeuwsch Genootschap der Wetenschappen
opgericht in 1769) was deze hulde een aanleiding
ie schrijver het lidmaatschap van het genoot
schap aan te bieden. Niet eerder verleende men in
Zeeland een dergelijke gunst aan een pas 27-jari-
ge. Ook was hij actief in de Maatschappij tot het
Nut van het Algemeen.
n 1828 nam Sifflé de praktijk van zijn vader over
en huwde vijf jaar later Cornelia Maria Udemans
uit Goes met wie hij in 1838 een zoon ter wereld
bracht: Henri Paul Alexander. Ook deze jonge
Bron:
Zeelandia
deel IV p.
Illustrata,
818-819.
207