Gelein van Stapels was geen onbekende in West-lndië. In 1628 genoot hij faam als de gezagvoerder die, onder het opperbevel van admiraal Ita, enkele rijk beladen Spaanse 'Hondurasvaarders' op de kust van Cuba overmeesterd had. Verder is het bekend dat hij nauw betrokken was bij verschillende Zeeuwse ondernemingen in Amerika. Zo had hij bijvoorbeeld in 1625 geholpen bij de stichting van een kolonie aan de rivier de Amazone, die echter mislukte, en in 1627 was hij ten dienste van het Vlissingse handelshuis Van Peere betrok ken geweest bij de vestiging van een kolonie aan de rivier de Berbice. Johannes de Laet, de toenmalige secre taris van de West-Indische Compagnie (WIC), noemde hem een van de meest ervaren schippers van de compagnie. De WIC was opgericht in 1621 en had van de Staten-Generaal het monopolie gekregen van de handel en scheepvaart in het Atlantisch gebied - Noord- en Zuid-Amerika, de Caraïbische eilanden en West-Afrika - om de vijand Spanje zowel militair als economisch zoveel mogelijk schade toe te brengen. Voor de uitvoering van deze doelstellingen was de compagnie verdeeld in vijf kamers, waaronder de kamer Zeeland. In deze kamer waren de Zeeuwse handelshuizen vertegenwoordigd die al geruime tijd voor de oprichting van de WIC belangen hadden in Guiana en het Caraïbisch gebied. Omdat het de compagnie aan geld en middelen ontbrak om zelfstan dig koloniën en factorijen te vestigen, kregen particuliere handelshuizen toe stemming 'volksplantingen en nederzet tingen te stichten. Ook na de oprichting van de WIC waren deze volksplantingen vooral een Zeeuwse aangelegenheid, bestuurd door de kamer van Zeeland. Gelein van Stapels ondernam de reis van 1629 in opdracht van de Kamer Zeeland van de WIC en hij kreeg twee opdrach ten mee. Ten eerste moest hij een aantal nederzettingen bevoorraden en hun produkten, tabak en de uit ruilhandel met de Indianen verkregen goederen, innemen. Ook moest Gelein helpen een kolonie te stichten aan de rivier de Amazone, ter hoogte van de kreek Taurege. Het tweede deel van de reis stond in dienst van het landsbelang en bestond uit het aantasten van de Spaanse bezit tingen in Amerika. Gelein had de opdracht om zich in de Caraïbische zee aan te sluiten bij andere Nederlandse schepen en gezamenlijk zouden ze dan de geheime missie uitvoeren. De instruc tie hiervoor zat in een verzegelde brief die pas ter plekke geopend mocht wor den, zodat het plan niet kon uitlekken naar de vijand. Uit het reisverslag blijkt dat Gelein deze opdracht niet uitvoerde en daarentegen aansluiting zocht bij de vloot van Admiraal Pater. Onder diens bevel overvielen ze de Spaanse plaatsjes St.Thomé, gelegen aan de Orinoco, en Santa Marta, gelegen aan de noord west-kust van Venezuela. Vervolgens zeilden ze tevergeefs maandenlang in de buurt van Cuba om de rijk beladen Spaanse retourvloot te onderscheppen, hetgeen het jaar daarvoor Pieter Hein wel was gelukt. Het zou te ver voeren om het gehele reisverslag van Gelein hier te presente ren. Er is voor gekozen die tekstfrag menten aan te halen, die handelen over de Zeeuwse koloniën en tevens voor het verslag van de overval op St.Thomé. Om de leesbaarheid te vergroten zijn de ori ginele tekstfragmenten voorzien van moderne interpuncties en hoofdletters. Roodhuiden Gelein, gezagvoerder van het schip de Zeeuwse Jager, was samen met de sche pen Fortuin, Middelburg, Noord-ster en het jacht de Oost-ster op 24 januari 1629 met een lading kolonisten bij een ijzige noordoostelijke wind te Vlissingen uitgezeild. Na de min of meer gebruike lijke avonturen - een ontmoeting met Duinkerker kapers, die hen niet durfden aan te vallen, en een storm waarbij het schip de Noord-ster de grote mast ver speelde - arriveerde men begin april ter hoogte van de monding van de Amazone. Van de Indianen die ze daar aantroffen kregen ze te horen dat er geen Nederlandse schepen in de buurt waren, wel dat het jacht Arnemuiden er onlangs was geweest. Vervolgens werd de Amazone opgevaren tot aan de kreek Taurege, gelegen aan de noordelijke oever van het deltagebied van deze rivier. Ierse kolonisten, met wie men schijnbaar op goede voet verkeerde, hadden er een nederzetting. Hier wer den de kolonisten en hun goederen aan land gebracht en hielp men met het bouwen van een fort. Het fort werd gebouwd naast een kreek op een open terrein waar vroeger een Indiaans dorp had gestaan. Men noemde het land hier Goede Hoop. Gelein geeft een uitvoeri ge beschrijving van het nieuwe fort als mede dat van de Ierse kolonisten. Op de eerste mei vertrokken de schepen naar de rivieren de Berbice en de Essequibo. De gunstige passaatwinden bespoedigden de reis en op zaterdag middag 13 mei arriveerden de schepen bij de rivier de Berbice. De nederzetting bezocht Gelein per sloep, terwijl zijn schip doorzeilde naar de rivier de Demerara enkele mijlen verderop, waar ze elkaar over enige dagen weer zouden treffen. Aan de rivier de Berbice had het Vlissingse handelshuis Van Peere in 1627 een nederzetting gesticht, voor welke Gelein de kolonisten had vervoerd. Het hoofdkwartier van de kolonie bevond zich ter hoogte van de kreek Wironi, alwaar Cornelis van Peere de zaken waarnam.2 Met de kolonie was het niet erg rooskleurig gesteld, hij noteerde in zijn aantekeningen: "Al soo ick door order van de heren bewinthebbers ben aen de rivier Berbites, dar de her Van Pere zien klonij lach, soo ben ick dar den 15 maies 1629 boven gecomen dar den ginderael Korneles van Pere lach, ontrent 4 a 5 miellen in de rivier, alwar sij in een open savane hadden een tamelick hus van pallezaden gemackt met pannen gedeckt, verzien met 2 isseren sticken met 4 stensticken. Dit hus war met een solder onder de vorem van een packhus, voorren met een gelderrij. Op het hus voont ick 4 personen, 2 mannen en 2 iongers. Het ander voolck lach op verse den plasen bij de wielden, ten dele om toback te planten. Ijck voont dese liden allegar bij den ginderael dar in een seer soobren stat vool ongesontheden, te weten groot en kien vool pockken, dat de meste part nit gaen oft staen costen van seeren en pine." Gelein geeft een uitvoerige opsomming van allerlei ziektes waaronder de kolo nisten gebukt gaan. Daarnaast vernam hij dat de opbrengsten van de kolonie erg tegenvielen. Het belangrijkste pro- dukt dat nog enigszins winst opleverde was de orlianenverf. Deze rode verfstof 10 Zeeuws Tijdschrift

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1995 | | pagina 12