Mies Elout-Drabbe
belangrijk stadium in zijn ontwikkeling.
Zoals de natuurlijke kleur was vervangen
door de 'zuivere', zo werd nu de natuur
lijke vorm vervangen door een 'meet
kundige'. Mondriaan verlegde zijn basis
naar Parijs.
Tegen deze achtergrond moet men de
brieven aan Mies Elout en aan Auguste
Obreen plaatsen.
Veel contact met zijn mede-kunstenaars
heeft Mondriaan in Domburg niet
gehad. Hij kwam een enkele keer op
Villa Loverendale, het buitenhuis van
antroposofe, kunstverzamelaarster en
landbouwpionierster Marie Tak van
Poortvliet (zie noot 2) die er samen met
Jacoba van Heemskerck, eveneens
antroposofe, de zomers doorbracht.
Vaker was hij te vinden in het atelier van
Mies Elout, geen antroposofe of theoso-
fe maar wel een milde, veelzijdig geïnte
resseerde vrouw, evenals Mondriaan op
zoek naar 'het hogere schoon'. Vond hij
in de Domburgse schilderes een klank
bord, omstreeks 1911 werd duidelijk dat
hij zijn belangrijkste inspiratiebronnen
elders moest zoeken. Het Franse cubis-
me was een openbaring voor hem.
Mondriaan werd in Domburg niet hele
maal serieus genomen. Men haalde wei
eens grapjes met hem uit. Zo gaat onder
meer het verhaal dat Paul Elout, de echt
genoot van Mies, in een dwaze bui iets
aan een van zijn schilderijen heeft veran
derd. Van invloed op Mondriaans relatie
met Mies schijnt dat niet te zijn geweest.
Werkend aan een onderzoek naar de
briefwisseling van Mies Elout met Jan
Toorop en Rik Roland Holst, vond ik in
april 1990 in de Koninklijke Bibliotheek
in Den Haag in een map met ongeda
teerde brieven aan Mies Elout-Drabbe
een brief van 'een zekere Piet'. Op
grond van het handschrift en de inhoud
was ik er direct van overtuigd dat het
hier om een brief van Piet Mondriaan
ging en dat die brief waarschijnlijk in
september 1911 was geschreven.
"Mies, zooeven kreeg ik je brief",
schreef Mondriaan vermoedelijk na de
eerste Domburgse tentoonstelling van
1911 vanuit Veere. "Mijn werk is god
dank weg: ik heb een heerlijk vrij gevoel,
zoolang tot ik me wêer gedwongen voel
nieuwe moeite met werk aan te halen,
enerzijds, en ik geen werkjes krijg te
doen om van te leven, anderzijds. Ik ben
niet ontevreden over mijn werk, vooral
de boomen. 't Stilleven is nog niet wat ik
wil. Als 't me nu in A'dam, ais ik 't
ophang, niet tegenvalt, dan is 't de eer
ste keer dat ik 'een beetje' tevreden
ben."
Mondriaan liet zich eind december 1911
in Amsterdam uitschrijven; pas in mei
1912 evenwel werd hij in Parijs inge
schreven. In een brief van augustus
1912 aan kunstcriticus en schrijver
Conrad Kickert en zijn vrouw, kwam hij
op beide thema's terug: "'t Stilleven
wordt (denk ik) wel goed. Ik kreeg het
heuglijke nieuws dat juffrouw de Sitter
die boom van me gekocht heeft: bij rijp
besluit had ze die toch liever dan de zee
Piet Mondriaan, Compositie nr 6, 7974, olieverf op doek, coll. Haags Gemeentemuseum, afgebeeld bij A.O's
artikel in EGN, 1915.
28 Zeeuws Tijdschrift