1570...1571!
Mijnenvelden en valkuilen
redactie nog een extra strop op zijn
bordje gelegd. In het derde deel van de
Encyclopedie zou een uitgebreide biblio
grafie worden opgenomen van boeken
over en aangaande Zeeland, zodat wie
meer wilde weten daar de relevante lite
ratuur zou kunnen vinden. De samen
stelling van dit gedeelte werd toever
trouwd aan een van buiten aangetrok
ken medewerker, die de voor dit werk
benodigde kwalificaties leek te bezitten.
Dit bleek een kostbare en tijdrovende
vergissing. Op zekere dag bracht de
drukker een enorm pakket drukproeven,
dat bij nader inzien de bibliografie bleek
te bevatten. In strijd met alle afspraken
en gebruiken had de man zijn tekst
namens de redactie rechtstreeks naar de
drukker gebracht en laten zetten.
Volgens hem versnelde dat de procedu
re. Op zichzelf was dat juist, als de
bibliografie juist was geweest, maar dan
nog had de redactie het betrokken stuk
eerst moeten lezen. Het werk was echter
dermate slordig, warrig en slecht, dat
een extra redactievergadering het stuk
unaniem tot de prullemand veroordeel
de. Dat betekende het vernietigen van
150 gezette pagina's, het herschrijven
van die pagina's en het opnieuw zetten
ervan. Dat de drukker dit niet gratis kon
doen, behoeft geen betoog. De redactie
was ook aan levertijden gebonden en
een deel van de redactieleden heeft de
vacanties doorgewerkt om de fout te
herstellen. Ze had die tijd liever besteed
aan een extra correctie-ronde, maar
daarvan is het niet meer gekomen.
Voor de goede orde: aan het begin van
de rit was aan alle medewerkers een ver
goeding voor hun bijdrage(n) toege
zegd. Toen aan het einde van de rit
bleek hoe benard de financiën van het
Genootschap waren is hen verzocht van
deze vergoeding af te zien, hetgeen zij
zonder uitzondering deden. In een enkel
geval zijn wel reiskosten vergoed. Dat
het Genootschap aan de Encyclopedie
niet failliet is gegaan, moge blijken uit
het feit, dat het onlangs een groot pand
aan de Vlasmarkt heeft kunnen kopen
om ongestoord onder elkaar te vergade
ren. Terloops zij vermeld, dat dank zij de
Encyclopedie het ledental van het
Genootschap met enkele honderden is
vergroot, wat aan contributies in de
afgelopen jaren ook het een en ander
moet hebben opgeleverd. Hoeveel leden
het Genootschap na die 'hausse' heeft
weten te behouden is mij niet bekend.
Tot zover de financiële kant van de zaak.
Nu de inhoudelijke kant. Het werk staat
vol fouten en omissies, is me gezegd. Ik
erken, dat we geen puntgaaf werk heb
ben afgeleverd. Er staan fouten in en er
zijn omissies. Ik gebruik de boeken nu al
meer dan tien jaar en ik ben een aantal
vreemde en onverklaarbare dingen
tegen gekomen, maar tegen de kwalifi
catie 'vol' maak ik toch bezwaar. Als ik
het boek ter hand neem om wat op te
zoeken, vind ik meestal wat ik wens en
soms meer. De ene keer denk ik: dat had
wel wat compacter gekund, de andere
keer betreur ik dat we niet wat uitvoeri
ger zijn geweest. Je zit echter vast aan
een bepaalde ruimte, die we toch al roy
aal hebben overschreden, want oor
spronkelijk gingen we uit van een deel.
Het zijn er drie geworden en we hadden
er gemakkelijk vier van kunnen maken.
Dat weet je echter nog niet als je met de
eerste pagina's bezig bent, dat blijkt al
werkende. En als we er vier van hadden
gemaakt, was er opnieuw iemand
geweest, die ons omissies had verweten.
Midden in grote operaties moesten we
afbreken: de Deltawerken konden we
niet afmaken, de provinciale herindeling
leek op een oor na gevild met de toe
voeging van Goeree-Overflakkee bij
Zeeland, maar is dat stadium nog steeds
niet voorbij, het Baalhoekkanaal leek
definitief uit de bestemmingsplannen
verdwenen, maar kan nu ieder moment
weer op tafel worden gelegd enz. Dat
zijn de risico's die aan zo'n werk kleven
en die soms voor, vaker tegen je werken.
Maar een archivaris die klaagt dat er
1570 staat in plaats van 1571, in een
stuk dat hij zelf gevraagd was te schrij
ven, maar dat hij afraffelde met een paar
velletjes onbenulligheden, kan de pot
op.
In de inleiding op het werk heeft de
redactie al geschreven, welke moeilijk
heden te wachten stonden. De voor
naamste was, dat er uit het niets een
trefwoordenregister moest worden
gemaakt. Computers hadden we toen
nog niet; alles moest per schrijfmachine
op kaarten, later speciale vellen worden
opgevoerd. Op het bureau zaten daar
voor twee secretaresses, die met veel
inzet hun ondankbare taak hebben ver
vuld. Een trefwoordenregister is nl. bij
zo'n nieuw werk geen vaststaand gege
ven. Wil je een nieuwe druk maken van
bijvoorbeeld de Winkler Prins dan kun je
uitgaan van het trefwoordenregister in
het bestaande werk, dat je in de loop
van zijn bestaan voortdurend heb bijge
werkt en aangevuld. Zo'n register
bestond er voor Zeeland niet. We moes
ten uitgaan van de registers van
bestaande standaardwerken, die alle in
hun soort gespecialiseerd en vaak verou
derd waren: Nagtglas, van der Aa, van
Empel en Pieters, Wilderom, Gottschalk,
N.N.B.W. e.d. Die bestrijken echter deel
terreinen. Wil je iets voor heel Zeeland
maken, iets dat bijvoorbeeld doorloopt
tot 1980, dan moetje veel trefwoorden
zelf bedenken, liefst met hulp van des
kundigen, die voor hun terrein hun
eigen inbreng hebben en dan nog ben je
niet in een veilige haven, want die creë
ren hun eigen voorkeuren en hun eigen
omissies, komen vaak achteraf nog met
aanvullingen, die niet meer kunnen wor
den meegenomen, omdat hun tekst al
persklaar is gemaakt en je niet aan het
herzetten kunt blijven. Voor biografieën
geldt een soortgelijk verhaal. Wie moet
je opnemen? Leeft die persoon nog?
Waar is hij overleden? Bedenk dat de
redactie ook maar in beperkte mate des
kundig is en zich moet verlaten op wat
de haar als deskundig aanbevolen
medewerkers op tafel leggen. Op dit
stuk hebben we naar achteraf blijkt
nogal wat steken laten vallen.
Ten aanzien van de medewerkers merk
ik op, dat zij zich doorgaans bijzonder
coöperatief hebben opgesteld, zowel
individueel als collectief. Zonder de
Zeeuwse Bibliotheek, de P.P.D., het ETI
en andere organisaties was de encyclo
pedie nooit tot stand gekomen. Voor de
rest varieerde het op de gebruikelijke
wijze. De meesten hadden een vaste
baan en moesten hun werk dus in hun
vrije tijd verrichten. Die gaven zij er
graag voor op, maar je had er natuurlijk
ook onder, die je eindeloos moest aan
manen en die na de zoveelste aanma-
Zeeuws Tijdschrift 3