Koers Noord-Oost
maer nit suffisant voor sulcken vloot.'
Het plan was om in de kleine schepen
750 soldaten en bootsgezellen te laten
plaatsnemen. Deze schepen, waaronder
de 'Zeeuwse Jager' van Gelein zouden
als eerste de baai binnenvaren om de
soldaten bij het stadje te ontschepen.
Vervolgens zouden de grotere schepen
het fort onder vuur nemen. Om exces
sen te voorkomen werd uitdrukkelijk
verordend dat 'nimant en soude ver-
vordren buten sien trappen oft cartierren
te lopen plundren oft drincken, op de
verburte van geherkelosen te werden,
dat qualik gehouden wier.' In de baai
gekomen bleek er echter een straffe
oostelijke wind te waaien. De kleine
schepen moesten voor het fort voor
anker gaan waardoor de grote schepen
het fort niet onder vuur konden nemen.
Tijdens het hevige vuurgevecht dat tus
sen de kleine schepen en het fort plaats
vond, werd het krijgsvolk na zonsonder
gang in de sloepen geladen en de troe
pen landden aan de noordzijde van de
stad.
en trocken soo met een klarre
mannesien de stat in, sonder enge wer-
stant tot voor de grote kercke. In een
grote brede strate vor den governeurs-
hus, dar hebben wij onse cartierren
gemackt, en de straten wel [bezet] met
wachten. Dit alles gedaen ziende, soo
zien wij met de haneveren, die ontrent
50 mannen sterck waren, en de Seuse
compangij, nar het casstel getrocken.
Den ammerael en vies ammerael pre-
zent ziende. Wij menden dat die vant
casstel souden verlopen hebben gelick
de andre van de stat, mar dar bij
comde, so deden zij een serse met mos-
etten en 2 sooten met cannoen, war
mede 2 a 3 van de onse gequest wier
den. Sij souden vel mer volck saloes
gemackt hebben, mar de onse waren
soo dicht ondert voort, dat die van bin
nen har nit wel beguen costen. De onse
sooten ock soo seer met musets, dat zij
nit vel har hoft dorssen buten stecken.
Dus wat tegens den andren gesermuts-
sert hebbende, en den ammerael dunc-
ken dus gen provit op het voort te
dooen, hadde alles belast af te trecken,
van zinne ziende ut de schepen dar wer
op te schiten. Soo wert ut het vort ger-
open om te parmenteren. En soo wij
har dat vergunde, quam ennen vant
casstel die met onsen ammerael par
menteren soude en wiert verdragen op
dus volgende condisij.
Erstelick soo souden de soldaten in har
volle gewer met cogels in den mont vant
vort trecken toot beneden. Dar souden
zij har gewer afleggen. Ten 2 soo souden
zij moten gevangen bliven in de sche
pen, toot dat wij wer souden vertrecken.
Ten 3 soo souden sij alles offer levren,
amnusij als alles dat bin vort soude sien.
Sij souden mogen aenhouden al sulke
kleren als sij tegenwordicht souden aen-
hebben. Op dese condisij sien zij dito
snas vant vort getrocken. In alles sterck
siende 17 mannen, war offer comman-
derde enen castelleun. Opt casstel von
den wij 6 sticken; 4 meta/e 2 isserre,
met enge pottisen crut en cogels. Dit
was alles dat int casstel was.
Dito snas het den her ammerael, mitssa-
ders sinen rat, godt vonden ons gevan
gen soldaten aen den governor te zen
den om te vragen oft hij de stat ransu-
nen wielde. Die sandres das lit weten dat
hij gen geit hadde, mar wielde den her
ammerael voor ider gevangen 8 reialen
hebben, hij soude zien dij te becomen.
Doch sien corts dar aen 2 Spaniars geco-
men die versochten met den h. ammera
el te spreken. Dar bij comde, verclarden
dat zij liden voolle macht hadden met
ons te ackerderen offer de brantsattien
van de stat. Den ammerael [eiste] 30000
sticke van 8, zij liden boden 5000.
Somma, dien dach en kosten zij nit ver-
ackerieren.
Den 2 dach dat wij dar gewest waren,
sien zij weder gecomen met nader last.
Dooen wiert verackerdert dat zij souden
geven 5500 sticke van 8, en 70 besten,
mits condisij dat wij voor sonne ut de
stat souden trecken. Sij souden voor het
geit in ostasij bliven en soo wij hier al ut
hadden dat de heren mesters provitelic
was en soo sooen geplundert dat dar nit
een pot gebleven was om in te coken,
sien op dito [overeenkomst] ut de stat
getrocken, onse ostriiers mede nemde.
Het was besloten den volchende dach
het rensooen te brengen. Den volgende
dach sasternoens quam de tidien dat
den governor het belofde rensoen nit
wielde geven. Dit dede sij allenelick om
te zien wat wij dooen souden, want sij
belden har in soo wij mar ut de stat troc
ken, dat wij om die te verbranden nit
wer aent lant souden comen.
Den ammerael nit wel tevreden siende
van sulken tidien, heft stracks order
geven den aenstande nocht ert met tier-
wercken te landen, om de stat te ver
branden.
Den dach gecommende siende, en wij
nu mest bi 't lant ziende, soo sien de
Spaniars gecomen, brende de tidien dat
het geit binnen 2 a 3 urren soude zien.
Op dit raport het den ammerael de
tropen weromme dooen comen.
Vort gewacht toot den middernacht nar
het geit. Dooen quam 't met een geste
lick persooen. Sij hadden soo vel nit
conen bij brengen om het belofde op te
brengen, want sij brachten vel van har
hellichdoom ut de cercken van sielver in
plasse van betalien, als mede enge snor
ren van perrellen. Somma, sij hadden 't
alle bijeen gesrapt wat zij kosten toot
opbrengien van den brantsat. Dat dese
plasse soo onbloot van gelde was, was
dat corts tevoren voor onse comste, hier
een Angoles Varder met negers hadde
gewest, dar zij wel voor 30000 sticke
van 8, negers gecocht hadden en dar
door soo onblot van gelde waren.'
Gelein concludeerde dat ook deze over
val, die aan 2 mannen uit de vloot en 4
Spanjaarden het leven had gekost, wei
nig had opgeleverd (zie appendix).
Vooral het gewone scheepsvolk had niet
geprofiteerd. Toen de buit van de plun
dering was verdeeld, merkte Gelein hier
over op; 'bedroch vor elck man soo vel
nit om har coussen te lappen.'
Na het avontuur van Santa Marta werd
de scheepsraad bijeen geroepen om het
verdere reisdoel van de vloot te bepalen.
In eerste instantie had men het plan om
het stadje Santiago op het eiland
Hispaniola (nu Dominicaanse Republiek)
aan te vallen. Men oordeelde dat deze
stad moeilijk te bereiken zou zijn voor de
grote schepen van de vloot, omdat deze
tamelijk ver landinwaarts aan een klein
riviertje was gelegen, en ten tweede dat
het met de voedselvoorraden aan boord
van de schepen slecht was gesteld. Men
besloot daarom de Caraïbische Zee zo
spoedig mogelijk te verlaten en nog
enige tijd bij de Azoren te kruisen. Nadat
de vloot van admiraal Pater nog enkele
weken daar vruchteloos had gekruist
zonder noemenswaardige gebeurtenis-
8 Zeeuws Tijdschrift