De periode 1850 - 1920
- - -
Franz von Stuck, Die Sünde, 1912, olieverf op doek, Museum Villa Stuck München.
plaats in te verwerven en toch zelfstan
dig te blijven. Het laatste had in de
tweede helft van de negentiende eeuw
grote veranderingen tot gevolg. Er
kwam, naar het voorbeeld van de Britse
Arts Crafts beweging, een herwaarde
ring van de oude handwerkstradities.
Kunstenaars gingen hun lijsten weer zelf
ontwerpen, de kunstenaar werd indivi
dueler en het tentoonstellingsbeleid
veelzijdiger.
Dat in het verleden kunstenaars hun lijs
ten ook veelal zelf ontworpen hebben, is
nauwelijks bekend. De originele lijst
werd - tot grote ergernis van de kunste
naar - dikwijls vervangen als het schilde
rij van eigenaar verwisselde en daarnaast
was (en is) het niet de gewoonte schil
derijen met hun lijst te inventariseren of
te reproduceren. Nu de kunstenaar een
groter zelfbewustzijn aan het ontplooien
was, kon de hernieuwde aandacht voor
de lijst uitgroeien tot een symbool van
moderne kunst.
Hoe dat in de periode 1850 - 1920 op
vele plaatsen in Europa op verschillende
manieren binnen de schilderkunst, de
toegepaste kunst, de binnenhuisarchi
tectuur en de tentoonstellingsvormge-
ving gebeurde, maken een heel mooie
tentoonstelling en een prachtig uitge
voerde publicatie duidelijk.
Er is een parallel te trekken tussen het
Duitse Historisme van de tweede helft van
de negentiende eeuw en de te zelfder tijd
bloeiende Victoriaanse kunst in Engeland.
Beide stromingen grepen terug op oudere
stijlvoorbeelden. Vertegenwoordigers van
de Duitse richting als Franz von Lenbach
en (de Zwitser) Arnold Böcklin baseerden
zich op voorbeelden in Italiaanse stijl. De
lijst diende bij Böcklin ter complemente
ring en begrenzing van de compositie, bij
Lenbach als een belangrijk bestanddeel
van zijn historiserende tentoonstellingsin
richtingen. Aan Engelse kunstenaars als
Rossetti, Hunt en (de in Engeland wonen
de Amerikaan) Whistier boden de lijsten
een mogelijkheid tot individuele vormui-
ting met uiteenlopende bronnen als de
gothiek, de islamitische architectuur en de
Japanse toegepaste kunst als basis. Zij
hadden veelal het karakter van een passe
partout, dat zich uitstekend leende voor
een in versregels of abstracte ornamenten
gevatte aanvulling van het schilderij.
Een mooi voorbeeld daarvan is Rossetti's
Proserpina, een laat werk uit de jaren
1873-1877. In een eerdere fase versier
de Rossetti de buitenste lijst van zijn
werk met ornamenten. De hier toege
paste versiering van de binnenlijst lijkt
een doorsnee van de granaatappel die
Proserpina aarzelend koestert en ver
sterkt zo de symbolische suggestie van
verleiding.
De lijsten van de pre-rafaëlieten waren
inhoudelijk verbonden met de voorstel
ling van het schilderwerk; die van de
Secessionisten waren er een voortzetting
van, zij maakten deel uit van de omge
ving. Franz von Stuck en Gustav Klimt
waren voormannen van respectievelijk de
Münchener en de Wiener Secession. Voor
hen was elk afzonderlijk kunstwerk deel
van een alles omvattend creatief concept.
Stuck heeft daarnaast afzonderlijke
pronklijsten gemaakt, zoals de - als een
altaar-stuk in zijn atelier in te passen -
tempellijst voor Die Sünde uit 1912.
Gustav Klimts prachtige schildering
Judith I uit 1901 lijkt er met haar smalle
en vlakke lijst een subtiele interpretatie
van.
Klimts hang naar de Engelse Arts
Crafts beweging en Jugendstil-uitwer-
kingen kan men terugvinden bij Jan
Zeeuws Tijdschrift 33