Op zoek naar Maerten en de Zeeuwse
wortels van de Roosevelts
Hans Krabbendam
Toen Franklin Delano Roosevelt in het
najaar van 1932 gekozen werd tot 32e
president van de Verenigde Staten, ont
ging het de Nederlanders niet dat hier
een 'stamgenoot' aan het hoofd van
deze machtige natie kwam. De Zeeuwen
gingen een stapje verder en suggereer
den direkt dat dit staatshoofd een
afstammeling van een geëmigreerde
Zeeuw zou zijn. Toen de eerdere
Roosevelt, Theodore, president werd in
1901 had men al dezelfde conclusie
getrokken zonder dat daar verder rucht
baarheid aan was gegeven. Theodore
benadrukte zijn Nederlandse afkomst
niet. Doordat de massale immigratie van
die tijd de roep om assimilatie verstevig
de, was een beroep op herkenbare
nationale eigenschappen niet gewenst.
Hij moedigde een speurtocht naar zijn
herkomst dan ook niet aan.
Toen verre achterneef Franklin in TR's
voetsporen trad als staatshoofd was het
tij voor de immigrant al jaren gekeerd.
Vanaf 1924 werd slechts een klein per
centage landverhuizers tot Amerika toe
gelaten, en in de jaren 1930 kende
Amerika zelfs een emigratie-overschot.
FDR had een diepgaande interesse in
zijn voorgeslacht. Als negentienjarige
student aan Harvard had Franklin al zijn
familie in kaart gebracht. De Neder
landse afstamming stond vast, maar de
plek zelf werd niet aangewezen. Waar
kwam Claes Maertensz. van 't Rosevelt
vandaan, die de moed had gevat om
rond 1649 de grote oversteek te maken?
Wie was zijn vader, Maerten?
In de jaren 1930 laaide ook in Nederland
de belangstelling voor de Zeeuwse oor
sprong van Amerika's first family weer
op. Boze tongen beweerden dat Zeeland
een toeristische trekpleister wilde creë
ren door de wieg van de Roosevelts op
Tholen te situeren. Deze gedachte was
niet geheel uit de lucht gegrepen, maar
vormde toch niet het voornaamste
motief voor het genealogisch onder
zoek. De impuls voor het zoeken naar
Zeeuwse roots kwam uit Amerika zelf.
Claes Maertensz. had twee kleinzoons,
Johannes en Jacobus, die ieder de stam
vader van een geslacht werden: de
Oyster Bay en de Hyde Park Roosevelts.
Theodore Douglas Robinson vervulde
een brugfunctie tussen deze twee tak
ken van de Roosevelt familie. Deze zoon
van Theodore Roosevelts zuster Corin-
ne, en lid van de Oyster Bay Roosevelts,
trouwde in 1904 met een verre verwan
te uit de Hyde Park tak, nl. de enige
dochter van FDR's oudere halfbroer,
Helen. Een jaar later traden Eleanor en
Franklin in het huwelijk. Ook zij behoor
den tot verschillende takken waardoor
dubbele familieverbanden ontstonden
met de Robinsons. De vriendschapsband
werd versterkt doordat Robinson van
1924 tot 1929 onderminister van marine
was, de geliefde positie die al eerder
door TR, FDR en TR Jr. was vervuld.
In 1929 bezocht deze neef van FDR het
eiland Tholen op zoek naar de wortels.
Hij kon zijn missie niet volbrengen en
keerde vijf jaar later terug. Robinson was
een prominente Amerikaan en zijn
belangstelling zette gemeentesecretaris
Van der Ploeg van Oud-Vossemeer aan
het werk. Kort na zijn tweede bezoek in
1934 overleed Robinson, maar zijn
zoektocht werd op tijd overgenomen
door de nieuwe Amerikaanse gezant,
Grenville Temple Emmet (1877-1937).
Emmet was van 1920 tot 1923 partner
van FDR geweest op een advocatenbu
reau. FDR had zijn vriend diverse diplo
matieke posten aangeboden, waar
Emmet niet altijd evenveel voor voelde.
In 1934 werden ze het eens dat hij naar
Den Haag zou gaan. Daar behartigde hij
ook de genealogische belangen van de
president.
Intussen begon ook het bedrijfsleven iets
in de opsporing van de Rooseveltwortels
te zien. Het anders zo stille stadje Oud-
Vossemeer werd vlak voor de jaarwisse
ling van 1935-36 vereerd met een zware
delegatie van de VVV om de papieren
van dit dorp ten aanzien van de
Roosevelts te onderzoeken. Mr.
Versluys, de eerste burger van Oud-
Vossemeer, klom in de pen om een wer
vende brochure te schrijven voor zijn
dorp en hij annexeerde voorvader Claes
maar alvast.
Deze diplomatieke en commerciële inte
resse ging ook aan Den Haag niet onop
gemerkt voorbij. De minister van
Handel, Nijverheid en Scheepvaart
drong bij zijn collega van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen aan op
nader onderzoek in het belang van het
toeristenverkeer, te beginnen met een
onderzoek naar de kansen van Rotter
dam, want het zou "er ongetwijfeld veel
toe kunnen bijdragen om voor de
betrokken gemeente de belangstelling
van Amerikaanse toeristen te trekken."
Ook Emmet verzocht de minister van
cultuur om nader onderzoek waarop
eind 1935 de Algemeen Rijksarchivaris,
Mr. R. Bijlsma, de opdracht aanvaardde
om de genealogie van de Nederlandse
Roosevelts uit te zoeken.
Bijlsma schakelde de archivarissen in de
provincie in en begon natuurlijk in
Zeeland. Mr. A. Meerkamp van Embden,
die behalve rijksarchivaris ook secretaris
van het Zeeuws Genootschap was, toog
aan het werk, maar moest na enkele
maanden vergeefs onderzoek de op
dracht teruggeven: hij had onder de
zeventiende eeuwse bewoners van de
twee hoeven op het roseveld geen
Maerten aangetroffen die de vader zou
kunnen zijn van Claes. Bijlsma vroeg de
Rijksarchivaris in Noord-Holland aan het
onderzoek deel te nemen. Dat strookte
met het gerucht dat onder de
Amerikaanse Roosevelts de ronde deed
dat de familie uit de buurt van Haarlem
kwam. In eerste instantie leek dit spoor
ook ergens naar te leiden: op 21 mei
1668 trouwden in Amsterdam Engeltje
Fabricius metTheodoor van Rosevelt.
Deze veelbelovende ontdekking liep al
gauw op een teleurstelling uit: Theodoor
heette nog in zijn ondertrouwakte Dirck
en er bleek geen spoor van verwant
schap met de Amerikaanse Roosevelts.
Evenmin konden de archieven van
Rotterdam, Delft en Wassenaar een
Roosevelt tevoorschijn toveren die de
naam Claes Maertensz. droegen.
Intussen was Meerkamp verder gegaan
met zijn onderzoek in de lokale archie
ven in de Zeeuwse regio. Hij concludeer
de in mei 1936 dat een link met de
2 Zeeuws Tijdschrift