Het reisverhaal van Gelein van Stapels:
een Zeeuwse schipper
in het Caraïbisch gebied, 1629-1630
Deel 2: Bedroch voor elck man soo vel nit om har coussen te lappen
In de vorige aflevering'' hebben we kun
nen lezen hoe de Vlissingse schipper
Celein van Stapels met zijn schip de
'Zeeuwse Jager' in Zuid-Amerika arri
veerde. Nadat hij een groep kolonisten
bij de rivier de Amazone had afgezet en
de Zeeuwse kolonies aan de rivieren
Berbice, Essequibo en op het eiland
Tobago had bevoorraad, werd het tijd
om tweede doel van zijn reis uit te voe
ren: Spaanse schepen buit maken. Uit
praktische overwegingen sloot hij zich
aan bij de vloot van admiraal Pater, die
hij toevallig ontmoette. Gezamelijk
plunderden zij het Spaanse San Thomé,
gelegen aan de rivier de Orinoco.
Rode loop
De plundertocht op de Orinoco had wei
nig opgeleverd en wat erger was, de
tocht op de rivier had veel bemannings
leden ziek gemaakt. Op de schepen
heerste de 'rode loop', dysentrie, waar
mee ook het schip van Gelein van
Stapels was aangetast. Voordat men de
Martin van Wallenburg
rivier was uitgezeild leden alleen al op
zijn schip zestien bemanningsleden aan
deze ziekte, die gepaard gaat met hevi
ge koortsen. Bij de monding van de rivier
aangekomen, werden de Indiaanse gid
sen op de gebruikelijke wijze betaald
met messen, bijlen en wat kledingstuk
ken. Tevens werden de schepen opgeka
lefaterd en proviand ingenomen. Toen
men vervolgens koers zette richting
Trinidad, begon de 'rode loop' zijn eerste
dodelijke slachtoffers te eisen, waaron
der de scheepspredikant. Ook Gelein
werd door de ziekte geveld. Hierdoor
besloot admiraal Pater om van een aan
val op Trinidad af te zien.
Voorbij Trinidad vervolgde men de reis in
een westelijke richting, waarbij men ver
schillende eilanden die voor de kust van
Venezuela liggen, aandeden om verse
proviand en drinkwater in te slaan.
Vooral de 'bokken' die deze kleine
eilandjes bevolkten waren een geliefd
jachtobject. Uit het feit dat Gelein geen
woord meer spreekt over de 'rode loop'
kunnen we afleiden dat de gezondheid
van hemzelf en andere bemanningsle
den van de vloot weer voldoende was
hersteld om de reis voort te zetten. Bij
het Spaanse eiland Bonaire aangekomen
maakte de bemanning een bijzonder
avontuur mee. Admiraal Pater besloot
namelijk het eiland te plunderen omdat
de Spaanse bevolking had geweigerd
om proviand met de Nederlanders te rui
len. De admiraal oordeelde dat het
begeerde dan maar kwaadschiks verkre
gen diende te worden met een stroop
tocht.
Avontuur op Bonaire
'Vort hoo wij hier [Bonaire] den 20
[januari 1630] dito hier quamen, en de
Spaniars ons met vrintsap nit wilden
sapen en besten geven, soo heft den her
ammerale godt vonden hier een tocht te
lande te dooen, verhoppende mede
ennicht hout gehackt oft huden hier te
vinden. Zoo zien wij ontrent met 450
mannen te lande gegaen den 21 met
den dacht. De plasse dar de Spaniars
wonden was wel 4 miellen van de sche
pen gehel ant nfoord w[est]ende, mest
door savanen en wennich bos. Wij
dus sochtens aen lant gande, quamen
wat offer den middacht bij het doorp,
seer moode en mat van wegen den gro
ten dorst. Want in alle den wecht is ner
gens eenen droppel water te vinden. Nu
dar ziende wiert verordenert enge trap
pen die best te bene waren ront omme
het dorp te socken nar water plassen om
te drincken voor het volck. Soo is mede
ut gegaen den schiepper van De Katte
Tekening die Celein van Stapels maakte van de rivier de Orinoco en het plaatsje St. Thomé, op de tekening geheel rechts gelegen, terwijl een uitvergroting van dit
stadje links is afgebeeld. (Zie appendix).
f "X...
6 Zeeuws Tijdschrift