M. Molanus, De stijgende weg. Koper 13,5 x 19 cm. Verzameling wijlen Dr. H. Wetzlar, Amsterdam.
Bomen zijn in deze landschapjes belang
rijk, zowel functioneel - afbakening en
indeling van het toneel - als om hem
bewonderde gestalten, "die al 't werck
vermoyen" volgens Carel van Mander.
Ook bij Molanus zien we de in deze
periode heersende manier het geblader
te, van eiken vooral, in handvormige
massa's weer te geven, die we gewoon
zijn aan te duiden als Conincxloo-boom-
slag1. Het is bij hem een persoonlijke
variant van de Conincxloo-bladerschilde-
ring: het lover is bij Molanus minder
compact, miniaturistischer behandeld en
wordt hier en daar verlevendigd met een
'pointillé' van witte en gelige verfstipjes.
Deze romantische maniëristen hadden
oog en hart voor het geboomte en voor
de boom als enkeling. Molanus zet
meermalen een boom op een ereplaats
links of rechts, een boom met fantas
tisch afhangende wierachtige slierten
(moswoekering of klimopranken?) aan
de takken, die wel ontleend schijnen aan
de Donau-school. In deze of een andere
dichtbije boom poseren meestal een of
meer sierlijke kleurige vogels met lange
neerhangende staart (zie afb. 2 rechts
en afb. 3 links). Een tronk van een boom
door geweld van mensen of van natuur
krachten geveld, plaatst Molanus graag
in de voorgrond van zijn landschap (zie
afb. 3 en 5), terwijl hij in het centrum
van het middenplan veelvuldig enkele
forse eiken (somtijds olmen) plant (zie
afb. 1, 2 en 5). Aan de bodemvegetatie
geeft de schilder niet zoveel aandacht,
die wordt met korte penseelhaaltjes -
zijn 'grasslag' - aangeduid. Molanus
decoreert een waterkant door wat stijf
jes gedane lissen met haakvormig
omgebogen blad (zie afb. 3 en 5). De
hemel is bij hem al geen toegift op het
landschap, maar een blauw uitspansel
met witte wolken, waartegen de kronen
van wèl gedane voorgrondbomen zich
aftekenen, een hoog en wijd luchtruim
waar vogels hun vlucht nemen, een valk
zich stort op een reiger (afb. 1).
Molanus' paneeltjes hebben een glan
zend aanzien, een fleurig coloriet. De
blauwgroene tonale toon van het land
schap wordt verlevendigd door de loca
le kleuren van de kleding der figuurtjes:
lilagrijs, blauw en vooral een krachtig
rood (zie de kleurafbeelding 7).
De kwaliteit van Molanus' werk loopt
uiteen. Naast pittige, bekoorlijke land
schapjes zijn er die wat slap van bouw
en tekening zijn. Zijn beste uitingen
werden wel eens aan P. Schoubroek en
zelfs aan de Fluwelen Brueghel toege
schreven.
In 1625 vinden we Molanus voor het
eerst in Middelburg, hij is dan lid van het
Gildebestuur2, het volgende jaar koopt
26 Zeeuws Tijdschrift