Een pagina manuscript uit één van Bartóks notitieboekjes.
altijd wijd open gezet. Het kon dit ook
doen dankzij de Donau, de rivier die
reeds vanaf de 12de eeuw de belangrijk
ste levensader van de handel in het
gebied was en waarlangs een van de
belangrijkste routes liep voor pelgrimages
naar het Heilige Land. Het Westen was
niet voor iedereen de culturele windrich
ting.
Kunst en Folklore
Een klein, goed gesoigneerd heertje trekt
met een notitieboekje en een karrevracht
aan opname apparatuur kriskras door de
Balkan. Als een Meester Prikkebeen pro
beert hij zoveel mogelijk liedjes en deun
tjes te vangen op zijn wassen plaat, leder
dorp en gehucht doet hij aan op zoek
naar de schatten van de folklore. Het
moet een rare gewaarwording zijn
geweest voor de dorpelingen. Deze
muzikale ontdekkingsreiziger zou uit
groeien tot de belangrijkste componist
die Hongarije deze eeuw heeft voortge
bracht: Béla Bartók. Bartók werd geboren
in 1881 in het dorp Nagyszentmikós. Een
dorp dat heden ten dage STnnicolau Mare
heet en in Roemenië ligt. Al vroeg ont
waakte in Bartók het verlangen naar een
eigen muzikale identiteit; een muzikale
taal die niet doorspekt was van Duits-
Oostenrijkse invloeden. De jonge Béla
was een overtuigd nationalist. Zo liep hij
op veertienjarige leeftijd rond in Hon
gaarse klederdracht en verzette zich
tegen het gebruik van Duits als voertaal
binnen zijn familie. Bartóks nationalisti
sche gevoelens waren niet uniek. Een
groeiend verlangen naar volledige auto
nomie, zowel politiek als cultureel, ken
merkte het intellectuele en kunstzinnige
leven in Hongarije aan het begin van
deze eeuw. Ook de generatie componis
ten voor Bartók liet zich door folklore
inspireren. Bartók vond de manier waar
op deze componisten - van wie Janö
Hubay (1858-1937) en Ernö von
Donhnanyi (1877-1960) de belangrijkste
zijn - volksmuziek in een overwegend
klassieke componeerstijl incorporeerden,
niet authentiek genoeg. Vanaf 1906
begon Bartók folkloristische muziek te
verzamelen. De verzameling zou uit
groeien tot een enorm archief dat vanaf
1953 door de Hongaarse overheid wordt
beschermd. Eerst werd de verzameling
beheerd door de componist en 'verzame
laar' Zoltan Kodaly (1882-1967) en nu
die ondergebracht in het Instituut voor
Muziekwetenschap in Budapest. Bartók
analyserde zijn vondsten als een ware
ethno-musicoloog. Hij achtte een gron
dig begrip van de principes die aan de
volksmuziek ten grondslag lagen vereist
om een ware, authentieke Hongaarse
klassieke muziekstijl te kunnen creëren.
Als Bartóks Roemeense evenknie wordt
veelal de componist, violist en dirigent
George Enescu (Liveni Vïrnav 1881 -
Parijs 1951) aangemerkt. De manier
waarop Enescu Roemeense folkloristische
muziek gebruikte in zijn composities -
waaronder met name Poëme Roumain
(1897) en de Rhapsodies Rumaines
(1901) bekendheid genieten - moet naar
Bartóks ideeën echter worden opgevat
als een sentimentele flirt met de folklore:
een op direkt effect gericht gebruik van
volksmuziek in het klassieke compone
ren. Een nationalisme zoals vele compo
nisten uit andere Europese landen in die
tijd bezigden, denk aan Enrique Granados
en Isaac Albeniz in Spanje, Edvard Grieg
in Noorwegen en Edward Elgar in Enge
land.
Geroge Enescu is misschien niet de grote
emancipator van het eigene van de
Roemeense muziek geweest, zeer waar
devol in de emancipatie van het Roem
eense muziekleven was hij wel. Als
wereldberoemd violist en dirigent lag het
in Enescu's vermogen muziek van Roem
eense componisten wereldwijd onder de
aandacht te brengen, zowel via concer
ten als door middel van geluidopnamen.
In zijn eigen land initieerde Enescu tal van
Zeeuws Tijdschrift 15