Jan Bruyns 'Musea in Zeeland zijn er te kust en te keur. Zij bieden vele en vaak verrassen de kijkjes in het rijke Zeeuwse verleden en heden. Het zijn de uitvalsbases bij uitstek voor het ontdekken van een plaats of regio.' Aldus wordt in het Magazine Zeeuwse Musea de toerist uitgenodigd voor een culturele ontdek kingstocht door de provincie Zeeland. En zoals een menukaart de restaurant bezoeker een goed beeld geeft van de culinaire genoegens waar hij uit kan kie zen, zo biedt het Magazine Zeeuwse Musea de toerist in vier talen informatie over de vele - in totaal maar liefst 37 - Zeeuwse musea. Met daarnevens gepresenteerde galeries en tentoon stellingsruimten hedendaagse kunst komt men op een totaal van 54 en met de historische gebouwen en particuliere musea daar weer bij op 64. Er wordt ook verwezen naar de VVV's in de provincie en de lezer wordt ook uitgenodigd bij de Provinciale VVV informatie te gaan halen over de Zeeland Nazomer Festi vals en tenslotte is er ook een verwijzing naar enige cultuurhistorische routes die men kan volgen. Wat blijkt is, dat de Zeeuwse musea en galeries de bezoekers bijzonder veel te bieden hebben. Maar wat men wellicht nog ontbeert, is een meer algemene beschrijving van Zeeland en daarvan afgeleid enkele thematische ingangen naar de musea, naar waar men het bes te terecht kan, om de eerste kennisma king verder uit te diepen. Men kan het de samenstellers van het magazine niet verwijten, want het zou weieens een zeer moeilijke opgave kunnen zijn. Vooral de streekmusea tonen een historisch gegroeide collectie, van alles wat de beheerders bij elkaar hebben kunnen sprokkelen. De Meestoot in Sint Annaland, de Schotse huizen in Veere, het Museum voor Zuid- en Noord-Beve land en het Stedelijk Museum in Vlis- singen zijn daar enige voorbeelden van, maar ook wat een van de parels in de kroon zou moeten zijn: het Zeeuws Museum. Zo lezen we waar het om de Oudheid kamer te Bruinisse gaat, dat het een achttiende-eeuws woonhuis is, met meubilair, gebruiks- en siervoorwerpen, afkomstig uit Bruinisse. In een van de kamers wordt uitgebreid aandacht besteed aan de meekrap. Achter het museum is er een kruidentuin met zo'n veertig verschillende kruiden. Maar meekrap vinden we ook in De Meestoot in St. Annaland en het Zeeuws Biolo gisch Museum heeft een grote heem- tuin, die pas is geopend. De Zeeuwse museumwereld is dus een verhaal met doublures. In een flink aantal musea vindt men streekdrachten, maar er is geen Zeeuws klederdrachtenmuseum. Wie daarin geïnteresseerd is, dient vele oudheidskamers te bezoeken. Krijgt men de toerist zo in de musea? Bij het doorbladeren van het Magazine Zeeuwse Musea dringt de gedachte zich op, dat het hoog tijd is voor een ingrijpende herschikking. Daarbij zou dus minder moeten worden gerede neerd vanuit de eigen collectie, meer vanuit de bezoeker. Er dient op hoofdlij nen een verhaal te worden opgezet en dat dan op diverse lokaties uitgewerkt, ondersteund met o.a. foto's en voorwer pen die zijn verzameld. Een klederdrach tenmuseum, een archeologisch muse um, een biologisch museum... En waar men de geschiedenis van een bepaalde streek belicht, dient ook het verhaal dat men wil vertellen de leiddraad te zijn. Dat een aantal musea kampt met een dalend museumbezoek, kan men de samenstellers van het magazine niet ver wijten. Zij hebben een gedegen overzicht aangeleverd. Het magazine is een uitga ve van het Bureau Provinciaal Museum consulent Zeeland, de Vereniging van Zeeuwse Muisea en de Provinciale VVV Zeeland. Campen en Soelekerke, de middeleeuw se geschiedenis van twee ambachten in het westen van Noord-Beveland (Lau rens Priester, ISBN 9090072713, 40,-) betreft een interessant stuk geschiedenis van Noord-Beveland. Het middeleeuwse Noord-Beveland ging - evenals o.a. Bors- sele en Reimerswaal - ten onder in de vloeden van 1530 en '32. Het eiland bleef gedurende lange tijd 'drijvende'. Herdijking van het eiland volgde veel later, stapsgewijze. Op basis van een akkoord in 1619 werden de grenzen van de oude ambachtsheerlijkheden in het onbewoonde schorregebied in rechte lij nen 'tot in het laegwater' uitgezet. Lang zamerhand kwam het grondgebied van de huidige gemeente Wissenkerke weer boven water. Bij de omdijking van de Kamperlandpolder in 1658 viel het eerste stuk van Campen - na het ontstaan van de Campensnieuwland Oud-Campen genaamd - weer droog, nog later bij de indijking van de Heer Janszpolder in 1699 de kleine driehoeksvorm van Soe lekerke. Zodoende werden de ambachts heerlijkheden Campen en Soelekerke weer herdijkt. Achterin het boek is in kleur een kaart opgenomen, van Noord- Beveland, toen het eiland nog slechts gedeeltelijk was herwonnen, met in de schorren en slikken gelegen 'Cortkeen', 'Wiskercke', 'Campen' en 'Soeteling- kercke'. De ambachtsheerlijkheden Campen en Soelekerke bestaan nog steeds. De publieke rechten zijn na de Franse Tijd verdwenen, maar enige zakelijke rech ten doen een aantal van deze oude instellingen nog voortleven. Het zijn ook de ambachtsgerechtigden van Oud Campen en Soelekerke, die Laurens Priester de opdracht gaven de geschie denis ervan te onderzoeken en het boek uitgaven. De historicus heeft veel bron nenmateriaal boven water weten te halen. Dat het nu pas wordt besproken, komt doordat het geen publieksuitgave is. Een jongere bedijking buiten Zeeland, die van de Noordoostpolder als onder deel van het Zuiderzeeprojekt, heeft vele Zeeuwse boeren getrokken. Zeeuwse pachters in de Noordoostpol der (Dr. D.J. Wolffram, ISBN 9072380509, 39,90) belicht deze geschiedenis. De Noordoostpolder was opgezet als een model-landbouwgebied, waar in principe alleen plaats zou zijn voor de allerbeste boeren. Deze werden zorgvul dig geselecteerd op vakbekwaamheid en het vermogen bij te dragen aan de bloei van de agrarische gemeenschap. 32 Zeeuws Tijdschrift

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1995 | | pagina 34