Zeeuwse pachters Noordoostpolder vrije-sectorboeren. De schrijver conclu deert, dat de Zeeuwse herverkavelings- boeren van Walcheren en uit de ramp gebieden vaak minder goed opgeleid waren en relatief ouder. Watersnood- boeren waren in het algemeen beter geschoold en afkomstig van grote bedrijven. Deze beide groepen stonden, wat hun achtergrond betreft, in de scha duw van de pioniers. Maar de Walcher- se en watersnoodboeren beschikten over veel ervaring in de landbouw, waren kapitaalkrachtig en beschikten over een bedrijfsinventaris. Belangrijker waren de mentaliteitsver- schillen. De Walcherse boeren kwamen in een kaal, leeg landschapo terecht, ver weg van hun vertrouwde omgeving. Ze vertrokken met tegenzin of zonder veel enthousiasme en toonden aanvankelijk weinig positieve verwachtingen ten opzichte van het polderleven. In de opbouw van de poldergemeenschap, waren de normen en waarden die zij uit het oude land hadden meegenomen bepalend. Vooral onder de boerinnen heerste aanvankelijk gevoelens van heimwee en vervreemding. Het streven naar een eigen leefwereld kreeg thuis vorm in het onderhouden van persoonlijke contacten met 'thuis', het lezen van de streekkrant en het vasthou den aan streekgebonden elementen betreffende kleding en voeding. De Walcherse boeren waren afkomstig uit een van de meest traditioneel inge stelde gebieden van Nederland, waar het opleidingsniveau laag was en de landbouw op weinig moderne wijze werd bedreven. Bovendien hielden ze vast aan streektradities. Het is daardoor zeker opmerkelijk, dat de Walcherse boeren voldeden aan het 'modern-dyna mische' type dat men voor ogen had. Juist door hun activiteiten in de kerk en in het onderwijs, pasten ook zij binnen het 'cultuurideaal'. De bereidheid de vertrouwde omgeving te verlaten getuigde ook al van veranderings- en vernieuwingsgezindheid. Anders dan selectie door de directie van de polder, was dit een vorm van 'zelfselectie'. Ondanks het feit dat de dorpen van de Noordoostpolder werden gekenmerkt door een sterk ontwikkeld verenigingsle ven, was er nauwelijks sprake van 'dorpsgemeenschappen'. De pioniers geest ging verloren door faktoren, die ook een ontwikkeling in de richting van het dorpsleven met hechte sociale ban den in de weg stond: verdeeldheid in levensbeschouwelijke richtingen, het ontbreken van een door de jaren gegroeide dorpstraditie en de geringe betrokkenheid van de pachters bij het dorpsleven. Het waren de Walcherse boeren, de grootste en op dorpsniveau meest actieve groep onder de Zeeuwse pachters, die krachtig bijdroegen aan deze faktoren. Tenslotte merkt Wolffram op: 'De vele rechtzinnig-protestantse Zeeuwen her schiepen in de Noordoostpolder het ver trouwde kerkelijke klimaat, aan de gere formeerden onder hen is wel een grote re 'treklust', een 'migratietraditie' toege schreven. Zij waren al buitenbeentjes, die op het oude land op kerkelijk en maatschappelijk terrein bereid bleken buiten de bestaande kaders te treden. Juist deze mentaliteit had bovendien, zeker vanaf het einde van de negentien de eeuw, geleid tot de opbouw van een uitgebreid gereformeerd verenigings- en organisatieleven op het oude land. Dit verschafte de gereformeerden een alter natief voor de sociale banden van de tra ditionele dorpsgemeenschap. De eigen levensbeschouwelijke kring met kerk, school en een veelheid aan maatschap pelijke organisaties vormden het kader waarbinnen gereformeerden zich thuis voelden. De grote geneigdheid onder gereformeerden om te emigreren en het gemak waarmee deze emigranten zich in den vreemde vestigden onder handha ving van hun eigen levenssfeer is wel licht de meest heldere uiting van dit aspect van de gereformeerde mentali teit.' 34 Zeeuws Tijdschrift

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1995 | | pagina 36