Vereniging van Zeeuwse Musea
vijfentwintig jaar
Het Zeeuws Museumfonds
De Federatie
Dappere snijdertjes of doornroosjes?
C.R. Heerebout
Ik zie hem nog voor me, mijn school
agenda in 1961. Ik was toen 15 jaar en
zat op de R.H.B.S. in Vlissingen. Er
bestonden in die tijd slechts twee agen
da's: de RIJAM en de ANS. In de eerste
stonden enkele foto's; deze agenda was
voor de meer lichtzinnige types en voor
de meisjes. In de andere agenda ston
den achterin wis- schei- en natuurkundi
ge formules. Ik was in die tijd een, wat
ze nu noemen, stud; een studieus type
en had dus een degelijke oranje ANS-
agenda. Rechtsbovenaan had ik een wit
rond zegel geplakt. Dit zegel had de vol
gende randtekst: "De Zeeuwse jeugd
bouwt aan haar mobiel museum voor
beeldende kunsten".
Het Zeeuws Museumfonds (Bescherm
heer Jhr.Mr. A.F.C. de Casembroot) had
alle Zeeuwse scholen voor v.h.m.o. aan
geschreven met de mededeling dat in
1960 de Zeeuwse Museum Stichting
opgericht was. Meegedeeld werd voorts
dat de vorming van een representatief,
modern, én in het bijzonder voor de
schooljeugd, educatief Zeeuws Museum
voor Beeldende Kunst een aanwinst
voor Zeeland zou betekenen en dat er
daarom een sluitzegelactie gestart was.
De opbrengst van de sluitzegelverkoop
zou geheel ten goede komen aan de
mobiele tentoonstellings-outillage, zo
dat ook elders in Zeeland (op daartoe
geschikte plaatsen) tentoonstellingen
georganiseerd zouden kunnen worden.
De zegels werden via de school ver
spreid en kostten een kwartje. Ik kocht
er vier, een besteding van vier kwartjes.
Naar huidige koopkracht gemeten
ongeveer zeven gulden; geen gering
bedrag voor een jeugdige scholier naar
het toenmalige welvaartsniveau.
Ik heb dus toen al via mijn penningskes
een bijdrage geleverd aan de bloei van
het museumleven in Zeeland. Hoe het
toen verder ging met de opzet voor het
Zeeuws Museum voor Beeldende Kunst
weet ik niet meer; waarschijnlijk net zo
als het nu met zo'n museum vergaan is.
Het Zeeuws Museumfonds komen we
later weer tegen. In een brief schrijft het
bestuur van het Zeeuws Museum Fonds
aan het bestuur van de Federatie van
Zeeuwse Musea en Oudheidskamers
dat het "ons gebleken is dat uw vereni
ging in de uitvoering van haar doelstel
lingen wordt geremd door gebrek aan
financiële middelen". Het bestuur van
het fonds besluit "uit de beperkte mid
delen van ons fonds een eenmalig start
subsidie toe te kennen van zevenhon
derdvijftig gulden".
Die Federatie was anderhalfjaar eerder,
op 20 october 1970 opgericht. Als
bestuursleden treffen we aan de heren
Kakebeeke, Abelmann, Veldhuis, Trimpe
Burger en Keikes. Maar liefst vier archi
varissen. In de bekendmakingsbrief
wordt meegedeeld dat gewerkt wordt
aan het opzetten van een actieprogram
ma met concrete zaken.
Misschien niet zo concreet, maar heel
voortvarend is een van de eerste brie
ven van het bestuur. Over een moge
lijke provinciaal museumconsulent
schrijft het bestuur namelijk aan Gede
puteerde Staten, dat er weinig of geen
enthousiasme aanwezig is bij de musea
en oudheidkamers voor de aanstelling
van zo'n functionaris. Opgesomd
wordt waar de noden van de musea
liggen; te weten in het uitvoerend
werk: huisvesting, inrichting, depot
ruimte, restauratie en conservering,
inventarisatie, aankopen, personeel.
Zo'n consulent bedenkt maar van alles,
om dat uit te voeren is er geld nodig en
dat is er niet.
Voorgesteld wordt, iets eleganter dan ik
het nu verwoord, om de salarisgelden
maar te verdelen over de musea: "Geen
consulenten maar centen".
Zo'n consulent zou natuurlijk wel de
nodige deskundigheid meebrengen. Om
zonder consulent toch voor de aangeslo
ten musea over de benodigde deskun
digheid te kunnen beschikken wordt
door de Federatie zelf een lijst van des
kundigen opgesteld die, als dat nodig is,
bereid zijn iets voor andere musea te
doen. Uit de lijst blijkt dat de deskundi
gen vooral deskundig zijn met betrekking
tot museumvoorwerpen; we zoeken op
de lijst tevergeefs een deskundige op het
gebied van inventarisatie, van catalogise
ring, van publieksvoorlichting, van finan
cieel management, om maar eens wat te
noemen. De besturen zijn in die tijd wel
erg op de voorwerpen zelf gericht in
plaats van het museum als geheel.
Het aanbod om in Zeeland gebruik te
maken van de landelijke tentoonstelling
"Musement" biedt het bestuur een
mooie gelegenheid iets samenbindends
voor de leden te doen. En er wordt in
het kersverse bestuur gesproken over
een centraal landbouwmuseum voor
Zeeland. Er zijn op dat moment drie ini
tiatieven: Zuid-Beveland (De Mooie
Staak), Hulst en West-Zeeuws-Vlaande-
ren. Na 25 jaar ontbreekt in de land-
bouwprovincie Zeeland nog steeds een
centraal landbouwmuseum.
Er wordt ook behoefte gevoeld aan een
gezamenlijke presentatie en na veel
overleg verschijnt er in 1974 een folder
waarin alle musea en oudheidkamers
genoemd worden. De oplage bedraagt
15.000 exemplaren. Het is de bedoeling
dat de musea de folder voor 30 cent
aanschaffen en voor 50 cent doorverko
pen. Het loopt niet vlot. De secretaris
schrijft klagend dat de musea niet afne
men; alleen Goes heeft er 500 besteld!
Zodoende zijn er problemen bij de be
taling van de drukker. Maar uiteindelijk
komt alles nog goed.
Als gezamelijke activiteit is er verder in
1975, het Monumentenjaar de succes
volle reizende tentoonstelling "Van
onder je voeten vandaan en vlak
voor je neus"; een educatieve tentoon
stelling over archeologie, die in ruim 40
plaatsen in Zeeland te zien is.
Zeeuws Tijdschrift 23