Zeeland Mondriaan 1994 buitenland 10% Zeeland 28% overig Nederland 62% Afbeelding 2: Herkomst van de ondervraagde bezoekers aan de Mondriaantentoonstellingen. De Mondriaantentoonstellingen zijn gehouden van 15 september 1994 tot 15 januari in Domburg en Middelburg onder de namen: "Mondriaan en Toor- op temidden van hun tijdgenoten in Domburg" en "Tentoonstelling van schilderijen Domburg, juli-augustus 1912". Ze blijken een formidabel succes te zijn geweest. Zowel in Domburg als in Middelburg zijn in de maanden van de Mondriaantentoonstelling 29.000 be- Afbeelding 3: Herkomst van bezoekers Mondriaan tentoonstellingen naar provincie. zoekers geteld. Wanneer we er vanuit gaan dat ongeveer eenderde van de bezoekers zowel in Domburg als in Mid delburg is geweest, kan het totaal aantal personen dat een of beide Mondriaan tentoonstellingen heeft bezocht op ongeveer 48.000 worden geschat. Gezien het grote effect dat dergelijke evenementen teweeg brengen is het van belang eens te kijken naar de bezoekers. Wie zijn het? Waar komen zij vandaan? Wat doen zij in Zeeland? Hoe waarderen zij het evenement? Deze vra gen zijn gesteld in een publieksonder zoek dat door VMC Zeeland is gehou den onder 617 bezoekers in de laatste week van 1994 en de eerste week van 1995 in het Zeeuws museum en het Marie Tak van Poortvlietmuseum (Kuij- pers, 1995). Het onderzoek is uitge voerd in opdracht van de Provincie Zee land. Hoewel de gegevens zijn verza meld in de kerstvakantie en daarom wellicht niet in alle opzichten even representatief zullen zijn, geven de resultaten van het onderzoek een rede lijk beeld van het publiek. Het blijkt dat de ondervraagde bezoe kers voor 72% van buiten de provincie komen (afbeelding 2) en daarmee kan de Mondriaantentoonstellingen vooral een landelijke uitstraling toegeschreven worden. Een niet te verwaarlozen deel Afbeelding 4: Herkomst van bezoekers rekening houdend met het aantal inwoners per provincie. komt zelfs van buiten Nederland, waar mee zelfs een zeker internationaal karakter het evenement niet ontzegd kan worden. De meeste buitenlandse bezoekers komen uit België en Duits land. Om een meer gedetailleerd beeld te krij gen van de herkomst van de Ne derlandse bezoekers zijn twee kaarten geproduceerd. Op de eerste kaart is de verdeling van de herkomst van de bezoekers naar provincie weergegeven. Deze kaart laat duidelijk zien dat van buiten Zeeland de meeste bezoekers afkomstig zijn uit Noord- en Zuid-Hol land. In zijn algemeenheid kun je zeg gen: het aantal bezoekers uit een pro vincie neemt af naarmate de afstand tot Zeeland groter is. We moeten dit beeld echter bijstellen, omdat in de ene pro vincie nu eenmaal meer mensen wonen dan in de andere. Daarom is een tweede kaart geproduceerd waarbij de verdeling is gecorrigeerd voor het aantal inwoners in elke provincie. Dan blijkt het algeme ne patroon van hoe groter de afstand hoe minder bezoekers duidelijk is door broken. Uit de Provincies Groningen en Drenthe zijn relatief meer bezoekers gekomen dan uit het dichter bijgelegen Friesland en Overijssel. Het blijkt nu ook duidelijk dat het niet alleen de twee Hol landse provincies maar de drie Randste delijke Provincies zijn die relatief de meeste bezoekers leverden voor de ten toonstelling. Opmerkelijk is dat zowel in absolute als in relatieve zin uit de aan Zeeland grenzende provincie Noord-Brabant niet duidelijk meer bezoekers komen dan uit Gelderland. De tentoonstelling heeft zich daarmee in een brede landelijke belangstelling mogen verheugen. Behalve de herkomst is van het publiek op basis van het onderzoek het volgen de profiel samen te stellen. Iets meer dan de helft is tussen de 36 en 54 jaar oud. Slechts 1/5 is jonger dan 35 jaar. De ondervraagde bezoekers blijken hier mee niet veel af te wijken van de gemiddelde museumbezoeker (SCP, 1991). Er zijn wel iets meer vrouwen dan mannen ondervraagd, terwijl uit landelijke onderzoeken blijkt dat man nen en vrouwen ongeveer even vaak een museum bezoeken (Bunnik, 1995). En men komt vrijwel nooit alleen. Bijna 28 Zeeuws Tijdschrift

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1995 | | pagina 30