In de maneschijn, keramiek, 1995. variëren van water tot lucht, van aarde tot vuur. Die elementen bevatten oer krachten, groter dan wijzelf. Wie haar beelden bekijkt, ziet bijvoorbeeld in één van haar recente ensembles een ber- kezwam veranderen in een wolk en een wolk weer in een zwam. Andere beel den lijken te bestaan uit gestolde lava en zijn tevens vrouwelijke figuren vol ron dingen, die een volgende keer weer zijn terug te vinden in een nieuwe reeks wolken. De beelden belichamen de samenhang binnen de natuur en tevens herinneren ze aan de oorsprong van ons mensen. Wij mogen tot veel in staat zijn, wij leven als nietige wezens in een grootse natuur. Daarin krijgt energie vorm. Of het nu gaat om beelden van golven of vuur, vulkanen of de recente beelden van spuitende bronnen, altijd streeft Teja van Hoften ernaar haar beel den een spanning mee te geven die ver wijst naar de energie, de oerkracht die hen heeft doen ontstaan. Ensembles Teja van Hoften presenteert haar beel den niet als geïsoleerde objecten. Ver schillende beelden groepeert zij tot een ensemble, dat op de vloer ligt. De ruim te wordt gebruikt als een plek om te wandelen, zoals je dat ook in de natuur kunt doen. Als toeschouwer maak je deel uit van het beeld. Daarmee bena drukt Teja van Hoften de al genoemde idee dat je als mens je niet van de natuur kunt losmaken. Hoewel Teja van Hoften als zij aan een beeld begint meestal weet wat zij wil, ontstaan tijdens het werk vaak verande ringen. Haar aanpak laat, parallel aan de natuur, ruimte voor wat zich voordoet. Zo begon zij, gefascineerd door een ver zameling hertegeweien die een collega bij haar stalde, aan het maken van daar op geïnspireerde keramische vormen. Ze besloot dat de geweien moesten staan, zodat er bergjes onder kwamen. De nu staande geweien werden een bos van veertien bomen. Maar er ontbrak nog iets aan. Teja van Hoften maakte ter aanvulling een vruchtvorm, diep bruin rood en ongeglazuurd. Het ensemble schaart zich als het ware om die vorm: een kostbaar geschenk. Het contrast tussen de bergjes met hun kale uitsteek sels en de bolle vruchtvorm verwijst naar de cyclus van groei, afsterven en nieuw leven. Een recent vierdelig werk verbeeldt 32 Zeeuws Tijdschrift

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1995 | | pagina 34