De thuislanden van een Zeeuwse gedeputeerde Dirk Haanman Ik sloeg de krant open. Tegen beter weten, want het bezorgt me nacht merries en mijn handen braken zweet. De PZC kopte: 'Nieuwbouw in kleine Zeeuwse dorpen alleen voor eigen inwoners'. Ik vermande me en las: 'Mensen van buiten Zeeland zijn niet meer welkom in de kleine dorpen. Niet- Zeeuwen die graag in deze provincie willen wonen kunnen terecht in de drie zogenaamde dragende kernen (Zierik- zee, Tholen en Hulst) of in de stedelijke gebieden. Nieuwe huizen in andere dor pen zijn alleen voor huisvesting van de plaatselijke bevolking. Als het aan gede puteerde J.G. van Zwieten (VVD, ruim telijke ordening) ligt is het klaar met nieuwbouwplannen die als lelijke puis ten aan de Zeeuwse kleine kernen geplakt worden.' Huizen mogen alleen op open plaatsen in dorpen worden gebouwd en zijn bestemd om natuur lijke groei van het dorp op te vangen. Verschillende dorpen groeien te hard. Niet-Zeeuwen worden aangelokt door woningen op aantrekkelijke locaties. Dat tast de natuur en het landschap aan en is in strijd met het behoud van het open platteland en het provinciaal mobiliteits plan. Maar liefst 200 huishoudens, 600 personen, oftewel tien procent van de niet-Zeeuwen die zich in deze provincie vestigen, doet dat omdat ze het een aantrekkelijke provincie vinden. Die mogen van de gedeputeerde niet op het platteland terecht komen. M'n handen trilden, m'n ogen draaiden weg. Ik raakte in een diepe slaap en stond voor een bureau van een provin ciaal ambtenaar. Achter hem stond een bode, die een dossier vasthield. De man achter het bureau vouwde zijn handen samen en tipte met zijn wijsvingers tegen elkaar: 'U woont nu in Utrecht, maar zou in Nisse willen wonen. Daar voelen wij helemaal niets voor. Zeeland is vol, niet alleen als in de zomer de toe risten komen, maar nu zijn zomer en winter de dorpen vol, omdat de Rand- statters hier komen wonen. Waarom wilt u eigenlijk naar Zeeland?' Ik antwoordde: 'Ik heb mijn hele leven hard gewerkt en gespaard. Ik zou graag op een plek wonen, waar geen crimina liteit heerst. In een mooi huis, samen met mijn hondje, dat ik dan iedere mor gen kan uitlaten zonder te worden over vallen.' De ambtenaar boog naar voren en kneep zijn ogen samen: 'Geld opzij gelegd? Zoals u het stelt, lijkt het wel een poging tot omkoping. Om van provincie te veranderen is hard werken geen reden - dat doen we allemaal. Ook wij ambtenaren, al gelooft de buitenwereld dat niet.' Hij gebaarde met zijn arm naar het raam, dat uitzicht bood op de Lange Jan. 'Wij wonen hier niet omdat we hard werken, maar omdat we Zeeuwen zijn. En een hondje draagt niet bij tot het behoud van de dorpsscholen. Nee, zo gaat het niet. Als u geen goede reden hebt... Leg nog eens uit wat u met uw centen wilt doen. Waarom u persé naar Zeeland wilt.' 'Het lijkt me een prettige omgeving, zo'n dorp', probeerde ik nogmaals, 'ook voor mijn hondje. Dat iedereen iedereen kent, dat spreekt me wel aan.' 'Houd u maar op! We vallen in her haling! U wilt een nieuw huis laten bou wen, de natuur en het landschap aan tasten? En waar gaat u uw boodschap pen doen? In Middelburg of Goes natuurlijk... Dat past niet in het mobili teitsplan. Nee, wij gaan uw verzoek afwijzen als het Nisse moet zijn. De Zeeuwse dorpen zien we als openlucht musea, die gaan we conserveren. Mid delburg en Vlissingen worden één grote stad, en Goes een stad aan de Ooster- èn Westerschelde. Wonen en werken in één. En dan zijn er slaapdorpen, voor een uitstervend ras. Laten we de zaak helder onder ogen zien. U bent geen Zeeuw en en wilt hier wonen. Dat wordt dus in een stad. Zie- rikzee of Hulst mag ook. Verder kunnen wij echt niet gaan.' Ik begreep wat hij bedoelde en zag mijn kans: 'Maar mijnheer, mijn moeder was een Zeeuwse. Grootmoeder droeg nog een kostuum.' 'Hè hè, u begint het te begrijpen. Een Zeeuwse moeder... Dat levert u twee vestigingspunten op. Maar dat is niet genoeg voor Nisse. Dat is een hééél mooi dorp. Dertigerjaren woningen aan de toegangswegen, met zwart geteerde schuurtjes erbij. Dat teren mag natuurlijk niet meer, vanwege het milieu; daar zien we hier streng op toe. Maar toch, dat zijn beeldbepalende monumenten, dat is de plattelandsbebouwing die we willen behouden. We gaan dat toch niet ver knallen omdat uw moeder uit Zeeland kwam.' Ik waagde een nieuwe poging: 'Stel dat ik een huis laat bouwen in plattelands stijl. Dan bouw ik ook een zwarte schuur met mendeuren, passend in de omgeving. Ik vind dat zelf ook mooier dan een twee onder één kap-woning.' Ik zag een welwillende glimlach en dacht: nu moet ik doorgaan. 'Als we het zo doen', zei ik, 'in oude stijl een boer derij bouwen, dan is dat een verrijking van de plattelandsarchitectuur. Ik beloof u mijn inkopen te zullen doen bij super markt Houweling in Heinkenszand. Mag ik dan niet naar Nisse en er werken aan mijn boeken?' De ambtenaar liep ineens rood aan: 'Mijnheer is schrijver! Wil in Nisse gaan werken! Er zijn geen winkels meer, de garagehouder hebben we verplaatst naar een industrieterrein. Die verkocht Russische auto's in een Zuidbevelands dorp! Eindelijk hebben we een duidelijke scheiding tussen wonen en werken en u wilt er gaan schrijven? Dat voldoet niet aan de eis van een agrarische bestem ming. Geen sprake van!' Hij sloeg met zijn vuist op tafel en ik schrok wakker. De droom heb ik in mijn dagboek genoteerd. Ik weet nu, wat ik verkeerd deed. Ik had moeten zeggen dat ik in Zeeland geboren ben en weg getrokken omdat je er niet kunt stude ren en er geen werk is. Dat trekken ze toch niet na. 14 Zeeuws Tijdschrift

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1996 | | pagina 16