Een agrarische provincie
Eén van de actoren
In de 19de eeuw werd gehoopt dat bete
re verbindingen de situatie ten goede
zouden keren. Er werden kanalen gegra
ven en verbeterd, o.a. het kanaal Sluis-
Brugge, Terneuzen-Sas van Gent (en ver
der naar Gent), het kanaal door Zuid-
Beveland en dat door Walcheren. En dan
was er de aanleg van de spoorlijn Roosen-
daal-Vlissingen omstreeks 1870, die
tevens Zuid-Beveland met Brabant en
Walcheren met Zuid-Beveland verbond
De verwachtingen waren aanvankelijk
hooggespannen. Zo werden bij de ope
ning van het kanaal door Walcheren
geestdriftige speeches afgestoken. Zee
land zou opnieuw een economische bloei
gaan doormaken. Er veranderde echter
niet zoveel. Wel kwam industriële bedrij
vigheid tot stand in Vlissingen (De Schel
de, 1874), Middelburg (de Vitrite, 1889)
en in de Kanaalzone (o.a. suikerfabrieken,
chemie, cokes), maar in het algemeen
ging de economische ontwikkeling in het
westen van Nederland sinds het einde van
de 19de eeuw aan Zeeland voorbij. Het
was zeker onvoldoende om de Zeeuwse
economie een echte industriële poot te
geven. Intussen waren uit de steden ook
nogal wat ambachtelijke bedrijven ver
dwenen - zoals de chocoladefabrieken' in
Middelburg - door industriële concurren
tie van elders. Zeeland was en bleef een
agrarische provincie en zag vol weemoed
om naar een groots verleden.
De economische ontwikkeling, die in Zee
land vanaf de jaren zestig van de twintig
ste eeuw op gang kwam, is een studie
waard. Hieraan waagde zich drs. Marinus
Cornelis Verburg, directeur van het Econo
misch Technologisch Instituut voor Zee
land (van 1948 tot 1977), lid van de Eerste
Kamer (1968-1977) en Staatsraad (1977-
1990). De titel van zijn boek is: 'Zeeland
1940-1990, economische ontwikkeling in
het licht van de ruimtelijke economie en
de economische geografie'. Eerder ver
scheen het als proefschrift aan de Universi
teit in Amsterdam. 'Voor mij geldt', schrijft
hij in het voorwoord, 'dat ik in het recente
ontwikkelingsproces van Zeeland als één
van de actoren optrad.'
Over de rol van het ETI schrijft hij onder
meer: 'In de eerste jaren moest het wan
trouwen tegen de industrie, die sociaal
desintegrerend zou werken worden weg
genomen. Het ontwikkelingsplan van het
ETI van 1952 zette een lijn naar de toe
komst uit. In de ontwikkeling van de
industrie en het massa-toerisme met hun
ruimtelijk economisch sequeel had het
instituut een stuwende taak. De vaste ver
binding tussen Midden- en Noord-Zee
land, als concept leidend tot de bouw van
de Zeeland-brug behoorde tot de ideeën.
Hetzelfde geldt voor de Westerschelde-
oeververbinding.'
16 Zeeuws Tijdschrift