Ommekeer door industrialisatie
De ontwikkeling van Vlissingen-Oost
was voor Zeeland belangrijk: 'Nadat
Zeeland zich economisch meestal in
negatieve zin van het land als geheel
heeft onderscheiden, doet zich in de
jaren zestig het omgekeerde voor. De
vestiging van o.a. bedrijven als Dow,
Hoechst en Pechiney samen met de
kerncentrale brengen een ommekeer.
Terwijl landelijk en zeker in de Randstad
de dienstensector zich uitbreidt, begint
in Zeeland de grote industrialisatie zich
te melden met een sterke "spin-off".'
Hierbij wordt door Verburg opgemerkt,
dat deze grote ondernemingen niet van
uit de Randstad afkomstig waren, maar
uit het buitenland direct in Zeeland
investeerden. Sinds 1982 is er echter
sprake van stagnatie en zo onderscheidt
hij de volgende fasen:
I: tot 1940: geringe economische groei
in een overwegende landbouw-
provincie;
II: van 7945 tot 1966: oorlogsherstel en
watersnoodramp, nog steeds geringe
economische groei;
III: van 1966 tot 1982: sterke economi
sche groei, vestigingsoverschotten;
IV: van 1982 tot 1990: stagnatie,
vertrekoverschotten.
In de eerste periode was sprake van een
relatief laag inkomen, daarna van een
relatief hoog inkomen. Vanaf 1966 zette
een hoge werkloosheid zich om in een
laag werkloosheidscijfer.
Verburg bakende in eerste instantie zijn
onderzoeksterrein af tot de periode
1940-1990, maar houdt zich niet graag
aan deze beperking. Ook gegevens van
na 1990 worden geïnterpreteerd en de
voormalige ETI-man geeft op grond
daarvan herhaaldelijk aanwijzingen voor
planologische beslissingen. De voormali
ge beleidsmaker blijft in zijn hart een
'actor'.
De ideale opbouw verstoord
Het is daarom interessant zijn visie op de
toekomst te vernemen op de planologi
sche ontwikkeling van Zeeland. Waar
het om de verstedelijking gaat, zou vol
gens ideaal-typische modellen in Zee
land (360.000 inwoners) Goes als
centrale plaats ongeveer 90.000 inwo
ners tellen: 'Zuid-Beveland zou dan
theoretisch ongeveer 55.000 inwoners
meer tellen dan nu, ten koste van de
andere regio's. In de richting van de
demografische zwaartepunten zouden
Walcheren (Middelburg) en Terneuzen
elk 40.000 inwoners tellen. Op de oost
flank van Oost Zeeuwsch-Vlaanderen
zou Hulst het type stad van 20.000
representeren. Plaatsen van 10.000
inwoners zouden we terugvinden in
Zierikzee en Oostburg. De berekening
komt redelijk overeen met de huidige
opbouw, zij het dat het stadsgewest
Middelburg-Vlissingen met 94.000
inwoners met Goes "van plaats is gewis
seld".'
Vlissingen en Middelburg tellen samen
85.000 inwoners, maar 'nemen we het
stadsgewest ruim, dan behoren daartoe
ook de gemeenten Arnemuiden en het
dorp Koudekerke.' Zodoende komt Ver
burg op 94.000: ruim een kwart (26%)
van de Zeeuwse bevolking.
Overigens kan ook Goes ruimer geno
men worden, met bijvoorbeeld Kapelle,
's-Gravenpolder en misschien ook Hein-
kenszand erbij. De gemeentegrenzen
zeggen niet alles: genoemde dorpen,
gelegen buiten de gemeente Goes, fun
geren gedeeltelijk als 'slaapdorpen',
d.w.z. dat er in die dorpen wordt
gewoond, maar gewerkt in Goes. Een
dorp als Wolphaartsdijk daarentegen,
wèl gelegen binnen de gemeentegren
zen van Goes, is nog een echt land-
bouwdorp.
Overigens is het duidelijk, dat de groei
van sommige dorpen - Arnemuiden is
daar op Walcheren een voorbeeld van -
niet ten koste mag gaan van de stede
lijke ontwikkeling. Sommige zijn de laat
ste decennia wel erg hard gegroeid. Een
te snelle groei is niet goed voor de klei
ne kernen zelf en voor het landschap en
er zijn diverse mogelijkheden dit plano
logisch in banen te leiden. Het is echter
maar een klein aantal, dat daaronder
lijdt ervan profiteert. In z'n algemeen
heid de nieuwbouw in de dorpen volle
dig reserveren voor de opvang van de
natuurlijke groei van het dorp en er
import van buiten Zeeland weren, is de
meest vergaande 'oplossing', die zal
leiden tot doodse dorpen. Een redelijk
constante groei van de kleine kernen
biedt m.i. het meeste uitzicht op een
evenwichtige ontwikkeling. Een zeer
snelle groei van de steden schept toch
ook weer problemen.
Terug naar Verburg. Van de Zeeuwse
steden groeit Goes nu het sterkst, maar
is volgens hem toch niet de centrale
plaats, die je vanuit demografische
modellen zou verwachten. De afwijking
is te verklaren uit de vroegere bloei van
de internationale handelssteden Middel
burg en Vlissingen, die na het verval in
de negentiende eeuw nieuwe impulsen
kregen: 'Vlissingen werd de "company-
stad" van de Kon. Scheldegroep, kreeg
een nieuwe zeehavenfunctie en werd
marinestad. Middelburg werd centrum
van het provinciaal bestuur en van de
derde sector en enkele industrieën. Door
deze historisch bepaalde structuur in een
tijdsbestek dat Goes meer een agrarisch
centrum was is de "ideale" opbouw
"verstoord". Dat de achterliggende
graviteiten toch doorwerken blijkt uit de
recente groei van Goes.'
Het stadsgewest neemt de functioneel-
geografische plaats van Goes in en ont
wikkelt zich van een overwegend
industriële functie tot het centrum voor
diensten en informatie, 'terwijl ook de
woonomgeving aantrekkelijker werd.'
Een vrij zwakke verstedelijking
Verburg schrijft over de wisselende rol
van het platteland in de achter ons lig
gende decennia, dat de relatief sterke
verstedelijking in de loop van de jaren
zestig inzette. Na 1982 was er, in de
jaren van demografische stilstand, een
stabilisatie. De economische groei
ondersteunde dus het verstedelijkings-
proces en in feite, door de groei van het
inwonertal, een proces van deconcen
tratie. Na 1990 zet de deconcentra
tie zich weer voort. Goes stijgt het meest
in inwonertal, gevolgd door Middelburg,
Terneuzen en Vlissingen. Daar veel plat
telandsgemeenten een flinke stijging
vertonen (Tholen, Borsele, Reimerswaal
en Westenschouwen bijvoorbeeld) is er
na 1990 slechts sprake van een relatief
geringe verstedelijking.' 'Het totaalbeeld
(in vergelijking met andere provincies) is
een vrij zwak verstedelijkende provincie
Zeeland
Zeeuws Tijdschrift 17