zijn landgenoten die voor een overwe
gend deel "het geestelijk diëet meer en
meer beperkten tot de preek"4.
Johannes Goedaert toont zich een late
humanist: een vroom gemoed gepaard
met zin, hang naar kennis; een onafhan
kelijke, bezige, speurende geest. Ook
het humanistisch geleerdheids- en bele-
zenheidsvertoon is hem niet vreemd. Bij
de beschrijving van zijn onderzoekingen
en ervaringen veroorlooft hij zich uitwei
dingen waarin hij behalve de bijbel
Griekse en Romeinse klassieken - Pinda
rus, Aesopus, Seneca, Horatius, Augus-
tinus Erasmmus, Boxhorn en Dodona-
eus citeert met opgave der vindplaatsen
van de aanhalingen. Hij heeft de oude
en nieuwe 'vakliteratuur' - Aristoteles,
Hivius, Rondelet en Androvande - gele
zen, maar ze zijn voor hem niet onfeil
baar gezaghebbend. Uit "nauwkeurig
heid en onderzoekingsgeneegenheid"
speurde hij zelf "de ontelbare ghedaen-
ten van dierkens" na, "inde bosschen,
op de velden, inde hoven, huysen, ja
allesints rontom ons inde locht", en
beschreef daaromtrent louter zijn "eyg-
hen bevindinghe""want ick in allen
desen niets en schrijve dan alleenelick
het geen ick in eyghen persoon bevon
den ende gesien hebbe".
Dagpauwoog. Uit Metamorphosis Natural is I, PI. I.
Het onderzoekerswerk, dat Goedaert
meer dan dertig jaren volhardend,
geduldig en met toewijding en lust ver
richtte, was hem niet alleen "een seer
eerlycke ende nutte saeck, maar inson-
derheydt seer vermaeckeleyck, ende
welcke een groot vernoegen het ghe-
moedt der menschen toebrengt".
"Wat isser soeter ende aengenamer,"
schrijft Goedaert, "dan de neersticheyt
door welcke wy de oneyndicheyt der
saecken ende der Natuyre onder soec-
ken ...."5
Zijn methode van waarneming en
onderzoek geeft de Middelburgse pio
nier-entomoloog duidelijk aan:
"So hebbe ick de reepsen, maden, wor
men ende diergelycke dierkens onder
glasen gestelt, met haer natuyrlick voed
sel onder-houden, ende eerse tot veran-
deringe quamen na het leven af-ghe-
teyckent. Ook heb ik pertinent aenghe-
teyekent den tijdt ende maniere van
veranderinghen, end 't gene daer van te
voorschijn quam, afgheteyckent".
Het geïnspireerde verslag van dit alles,
vervat in de drie aardige octavodeeltjes
van zijn Metamorphosis Naturalis, is nu
nog aangenaam leesbare lectuur. Het
was pionierswerk, niet geheel van mis
vatting vrij6 maar de beschrijvingen van
de entomoloog-met-een-schilderoog
vermogen nu nog iets van zijn verwon
dering en bewondering, zijn genoegen
en verheuging op de hedendaagse lezer
over te brengen. In zijn 14de Ondervin-
dinge van het tweede deeltje lezen we
bijvoorbeeld over:
"een gevleugelt diertjen, dat zeer
schoon en aangenaam om zien was; de
vleugeltjes waren aardig maar zoo teer
dat zij met geen penceel en waren uit te
schilderen, 't hadde twee gouwde oog
jes in 't hoofd, de vleugeltjes blonken als
peerlen-moer; het lijf was bleek-groen
uit den blauwen"
Wat de beschrijving aan objecticiteit en
wetenschappelijke systhematiek ont
beert wordt vergoed door de geani
meerde schrijftrant, en allermeest door
de bijgevoegde gravures naar waterverf
tekeningen van de schilder (afb. 3 en 4).
Vaak zijn het meer gewaarwordingen
dan waarnemingen die de schilder
beschrijft:
"Het is een vermaeck om aen te zien,
hoe heerlick dese Rupse van koleuren is,
ende vande Natuyre geteykent is, waar-
Bruine Beervlinder. Uit Metamorphosis Naturalis I,
PI. XVII
om ick hem de Mervelie genaemt heb
be".
De aard van het coloriet kan men te
weten komen, en genieten, uit die
exemplaren van het boek waarin de gra
vures "door den Autheur, met haere
eyghen coleuren", fraai in waterverf
opgesierd zijn. Dikwijls wordt een opval
lend kenmerk door een schilder- of
tekenachtige vergelijking op suggestieve
wijze aan de lezer duidelijk gemaakt:
"een bastard witjen ofte Boter-kapelle
besprenkelt met veel swarte stip-
peltjens op het lijf, gelijk de Boukken op
de snee met roode of groene gestippelt
of gesprenkelt zijn
Zo ook waar Goedaert een rupsen-soort
'schildert':
"door-lugtig of door-zigtig, als een
door-lugtige groen-koleurige steen".
Hier is een merkwaardige overeenkomst
- naar geest, woord- en beeldgebruik -
met beschrijvend proza van een Neder
lands schilder-auteur die twee en een
halve eeuw na Goedaert werkte: Jaco
bus van Looy7.
Hoeden we ons wèl de natuurliefde van
een zeventiende-eeuwer te idealiseren.
Naast bewonderende en toegewijde
beschrijvingen van vlinders en rupsen
vinden wij in die aardige boekjes stalen
4 Zeeuws Tijdschrift