van eigenhandig bedreven vivisectie. De hand die de pen stuurt bij het uiten van opgetogenheid over de kleuren- en vor menpracht, de fijne bouw van een insect, dezelfde hand die het runen schrift van tere vlindervleugeltjes con amore natekent, dreef te voren een speld door de bewonderde Boter-kapel- le, "opdat hy syne coleuren niet soude afvliegen". Het doorstoken diertje "leef de alsoo nog sonder eten" vier dagen lang, meldt de schrijver lakoniek. Met rupsen en veenmollen neemt Goedaert uithoudingsproeven die ons als sadisti sche folteringen voorkomen. Hierbij dient bedacht dat in tijden toen een openbare terechtstelling een geïnteres seerde schare toeschouwers trok, toen gansknuppelen en palingtrekken gelief de volksvermaken waren, andere gevoelsnormen golden. Dat Goedaert deze experimenten bedreef zal zijn tijd genoten niet geschokt hebben, veeleer zal het verbazing hebben gewekt dat hij zich met dergelijke beuzelingen ophield. Zijn oprechte bewondering voor de insectenwereld blijkt zonneklaar uit een scala van lovende termen die we veel vuldig in zijn geschrift tegenkomen: schoon, zo schoon, zeer schoon, uiter- maten zeer schoon, noyt schoonder ghesien; heerlyk van koleur, gansch heerlijck zonder weerga De rijkdom en de pracht van de insec tenwereld van de inheemse "Natuyre" in het algemeen boeiden zowel de vor ser Goedaert als de schilder, een natu ralist in tweeërlei zin. Hij behoort op een eigen wijze tot de ontdekkers van de Renaissance. Goedaert ontdekt de geheimenissen van het kleine en de bekoring van de a-romantische, on heroïsche natuur van het eigen nabije landschap. De voortbrengselen van de bekwame Middelburgse lenzenslijpers blijken hem profijtelijke hulpmiddelen tot verscher ping en verruiming van zijn visuele ver mogen. Hij is een moderne natuurwaar nemer met kijker en loep. Geen enkele kunstuiting staat geheel los van wat voorafging en zo wortelen ook Goedaerts landschap- en bloemenschil- dering in de Vlaamse traditie. Het lijkt aannemelijk dat Christoffel van den Berghe, schilder van bloemen en land schap, de fakkel aan Johannes Goedaert heeft doorgegeven. Goedaerts oudst bekende landschap, op ongeveer 1640 te dateren (afb. 5), is nog altijd - als bij Walchers landschap. Paneel 48 x 60 cm. Vadiez, Fürstliche Liechtensteinische Gemaldegalerie. Zeeuws Tijdschrift 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1996 | | pagina 7