"Waar tijd heerst tussen zijn en duren" "Zien zonder gezien te worden" De bladen terug Over de poëzie van Andreas Oosthoek L. van Driel Andreas Oosthoek (*1942) publiceerde in 1987 bij Uitgeverij Meulenhoff te Amsterdam een bundel gedichten onder de titel De bladen terug. Die bundel vormt een keuze uit gedichten die in de jaren 1959 tot 1986 zijn geschreven. Maar De bladen terug was een eerste bundeling, een kritische keuze. In plaats van een chronologische ordening koos Oosthoek voor een indeling van deze bundel in enkele afdelingen. De eerste afdeling Een klein eiland bestaat vooral uit jeugdverzen. Het Zeeuwse landschap wordt in deze reeks in verschillende ver schijningsvormen nadrukkelijk maar niet zonder ironie opgeroepen. Vervolgens bevat De bladen terug het tweeluik De dagen van november. Uit de volgorde blijkt overigens hier de doordachte opbouw: de reeks voor het tweeluik De dagen van November eindigt met het gedicht 'Oktober'. Een derde reeks gedichten is samenge bracht onder de titel Doortocht. Deze serie is wat de motieven betreft volstrekt niet op Zeeland of het Zeeuwse land schap gericht. Veel titels en situaties hebben betrekking op Frankrijk en Zwit serland. De vierde reeks gedichten Voor en na Martijn heeft als thema een voorbije relatie met een inmiddels gestorven jon gen. De dichter roept in beeldende schetsen een leven en een verhouding terug. Hij spreekt de dode jongen toe, ernstig én relativerend. De laatste reeks, Terzijde, bestaat uit een serie gedichten die onderling weinig verband schijnen te hebben. In deze gedichten komen veel onderwerpen uit kunst en letteren voor. Zo is er een gedicht dat 'Bij Escher' heet. In een ander 'Zomer met Betje' komt Betje Wolff te voorschijn, terwijl we aan het eind ook kennisgemaakt hebben met Belle van Zuylen. In een eerlang te verschijnen interview (in Walacria), zegt hij hierover: "Mijn eerste bundel De bladen terug vormt een keuze uit gedichten die geschreven werden tussen 1957 en 1987. Dat ik zo lang gewacht heb er een bundel van te maken hangt zeker met mijn persoon samen. Opschrijven houdt voor mij geen publiceren in. Ik heb die drang niet zo. Het heeft ook te maken met mijn dage lijkse werk. Je moet al zo veel schrijven en je ziet je naam al zo vaak terugko men, dat ik daar niet al te sterk de behoefte aan heb. Het schrijven op zich was voor mij genoeg. In de loop van de jaren was er zo hier en daar en af en toe iets in tijdschriften verschenen wat tot gevolg had dat een aantal mensen uit het uitgeverscircuit zeiden: "God, moet je dat niet eens bundelen", waarbij God niet als aanspreektitel werd gebruikt. Ik zei dan ja en vervolgens kwam het er niet van. En toen gebeurde het. Van Oosthoek verscheen in 1993 een tweede bundel onder de intrigerende titel Tijgeren Lam, in de befaamde Slib reeks (nr. 62, op de markt gebracht door de Stichting Kunstuitleen Middelburg). Dit bibliofiel uitgegeven en bijzonder vormgegeven boekje werd gedrukt op een soort transparant rijstpapier, waar door het oosterse karakter van de bun del werd gematerialiseerd. Andreas Oosthoek is sinds 1995 hoofd redacteur van de Provinciale Zeeuwse Courant. Jarenlang was hij adjunct hoofdredacteur; daarvoor was hij redac teur kunst en letteren. Als zodanig schreef hij in en buiten de krant vele journalistieke en cultuurhistorische essays. Behalve als dichter en journalist is Oost hoek bekend als 'erfgenaam' van Marti- nus Nijhoff, wiens Walchers huis hij bewoont. Hij werkt aan een omvangrij ke literaire biografie van Nijhoff, de dichter van Het uur U en Awater. Een door hem bezorgd brievenboek, bestaande uit brieven van Nijhoff aan diens eerste vrouw, de schrijfster A.H. Nijhoff, verscheen voorjaar 1996. De titel van de bundel De bladen terug komt voor in het gedicht 'Le Luxem bourg' in de tweede afdeling, de reeks Doortocht. Het gedicht is gesitueerd in het Parijse park. In het gedicht zelf speelt deze situering slechts zijdelings een rol. In de eerste strofe wordt een bezoek aan dat park opgeroepen. Deze herinnering is niet in een dagboek terug te vinden, nee, het gedicht zelf is die herinnering: Uit herinnering is geen dagboek geboren en toch, we slaan de bladen terug en schrijven een dag. Het gedicht is die dag geworden in het park "met Jan-Dirk" zoals een nota aan de voet der pagina aangeeft. Dit is het beeld der herinnering: Japanners tekenen gebaren, de duiven in hun rust het lispelen van vrouwentongen en de vermoeide jongens van grijze zachte steen In het centrale deel van dit gedicht wordt een en ander als een hoogtepunt ("pralende seconden") gezien dat 's zomers onder bepaalde omstandighe den vaker voorkomt. Maar in het slot deel volgt een pijnlijk aspect in de herin nering, waarvoor geen woorden zijn: onmacht en onvermogen. Het blijkt in dit gedicht eerder om een onmachtige relatie te gaan dan om een bezoek aan het Luxembourg. Ook in deze strofe komt de titel voor: Uit herinnering is geen dagboek geboren en toch, niet wetend wat met het licht te doen slaan we de bladen terug en schrijven rond de pijn: dat we niet spreken stamelen stotteren konden, dat we niet Zonder dat we 'Le Luxembourg' als een sleutelgedicht willen beschouwen, zien we er enkele elementen in die voor de eerste bundel van Oosthoek karakteristiek zijn. Zo steunen veel 1 8 Zeeuws Tijdschrift

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1996 | | pagina 20