gedichten formeel op herhaling van
regels. Ook de herhaling van begin en
slot, zoals in 'Le Luxembourg' de eerste
en de laatste strofe, is een terugkerend
vormaspect.
In de titel of het versbegin wordt het
gedicht vaak op een bepaalde plaats
gelokaliseerd, vervolgens wordt een
herinnering, een gebeurtenis, opgeroe
pen. Dit wordt heel vaak met een
enkele formulering geïroniseerd. In
veel gevallen blijken deze gebeurtenis
sen samen te hangen met een relatie of
een ontmoeting. In zo'n relatie (maar
ook in het landschap, in een tuin, een
gebouw) treedt frequent een jongen
op. Het voorbijgaan van de relatie en
in verband daarmee een algemeen
doodsmotief wordt ermee verbonden.
Verschillende keren zien we ook het
motief terugkeren dat aan het slot van
bovenstaand 'Luxembourg' optreedt:
onvermogen van de taal om de dro
men te bestendigen - dat wil zeggen
niet het leven heeft zijn beperkingen,
de taal schiet te kort om deze beper
kingen te overwinnen.
Een pregnant voorbeeld van een situ
ering in de aanhef is het gedicht 'Tho
se were the days':
We zaten op een bunker
de middag dat we vanaf de zeedijk
onze eerste combines zagen,
zware wolken stof
vretend aan de tarwe.
Vergelijk hiermee ook gedichten als
'Ships that pass' en 'Als de dagen waren
geteld'. Een mooi voorbeeld van een
situering die overgaat in een herinnering
treft in 'Het rijk van Limonium', overi
gens een aanduiding voor schorregroen-
te als lamsoor en zeekraal:
Als op de laatste dag
de bijen terugkeerden
van hun paarse tocht
kregen wij honing uit de zee,
werd ons gezegd.
In het slotdeel van 'Waarom Daarom'
komen een aantal motieven (situering,
reflectie, dromen, jongen, ontmoeting
en ironisering) samen:
Rivieren beginnen meestal koud
aan hun karwei
en worden warmer
waar het klagen uit de akkers stijgt.
Zo bitter het witte wachten,
de sneeuw.
Zo bitter de gulle oevers
van eens dromen.
En toch,
een naakte jongen klimt
hard als glas naar Basel
en het dronken schip
zingt zonder stoppen:
Warum
ist es am Rhein so schön?
Het hierboven geciteerde gedicht is ook
in zijn titel 'Waarom Daarom' veelzeg
gend: in al zijn raadselachtigheid is de
geziene situatie ook het antwoord op
het waarom.
Niet zonder reden wordt dit gedicht hier
in zijn geheel geciteerd: veel elementen
keren in andere vorm terug in de bundel
Tijger en Lam: stromend water, oevers,
het witte wachten.
Zoals zo vaak in hedendaagse poëzie is
ook in De bladen terug een terugkerend
motief: de woorden en de taal als mate
riaal van de dichter. In dit verband treft
op verschillende plaatsen de voorkeur
voor een plechtige taalgebruik, ja zelfs,
de 'tale Kanaans', inclusief bijbelse allu
sies: "Wat zouden wij dan vrezen" (uit:
'Kleine Katechismus'); "Is dit het land?
Dit is het land.." (uit: November 1);
"Hier waakt naar is voorzegd/ het
woord" (uit: November 2). Op twee
andere plaatsen staat respectievelijk: "Er
werd in die dagen"..., en "eeuwen der
eeuwen".
Tijger en Lam
De bundel Tijger en Lam bestaat uit een
motto-gedicht en achttien niet al te kor
te gedichten. De titels blijken doorgaans
plaats- of waternamen in Thailand, Bir
ma en India te zijn, getuige een korte
annotatie aan het eind van de bundel.
Na de gedichten volgt De dood van de
dichter, een prozatekst. In het nawoord
staat dat gedichten en prozatekst deel
uitmaken van een omvangrijker Jour
naal van de Oriënt.
De vorm van de gedichten in deze
bundel is op het oog klassieker dan in
De bladen terug: duidelijke structuur in
strofen, regelmatige regellengte. Er
wordt gebruik gemaakt van allerlei
vormaspecten: herhaling, binnenrijm,
een enkele keer eindrijm. Opvallend
zijn betrekkelijk lange zinnen met bij
zinnen:
Had je van de duizend regens de
regen,
je zon zou zingen,
een zware zon boven de Schreiden-
de Vlakte,
een licht vuur over de wateren
en de bergen die een woning zijn.
(uit: 'De Tijd')
Er komt hier en daar wel een enigszins
archaïsche formulering voor ('Van zwaar
water is de dag' (het begin van 'Van
zwaar water'), maar over het algemeen
is er juist in deze poëzie een opvallende
eenvoud in het taalgebruik. Het motto
gedicht luidt:
Wit drijft het stil verwachten weg.
De koude jaren zoeken warmte in de
tijd,
een nieuwe oever,
vaste voet en rusteloos respijt.
Er is sprake van "een stil verwachten",
dat eindelijk weggedreven wordt, en
van "de koude jaren". Is er een moeilij
ke fase van zoeken, koude en verwach
ten voorbij? Ondanks "een nieuwe
oever" en "een vaste voet" wordt
gesproken van "rusteloos respijt". Een
onrust die wijst op een tijdelijke toe
stand?
In Tijger en Lam wordt een indringend
beeld gegeven van het Oosterse land
schap. De inheemse namen worden
veelal vertaald waardoor een poëtisch
effect wordt bereikt: "een zware zon
boven de Schreiende Vlakte" (p.7), "Dal
van de Wateren" (11), "Het Ravijn der
IJle Krachten" (19). De wouden, de ber
gen en de rivieren worden niet beschre
ven, maar opgeroepen.
Het schip verglijdt, de oever blijft,
achter de bergen schuilt de berg.
Van geel water en vermoeide vissen
is de weg naar Mandalay.
Wit eren de oevers de hand
die de wateren kalmeert.
De duizelingwekkende kleurnuances
worden niet met woorden geschilderd.
Er wordt genoteerd. Er wordt getekend.
Helgekleurde vogels schrijven
boven het Dal van de Wateren
Zeeuws Tijdschrift 19