Hij beschouwt het landschap van Siam
en het landschap van zijn ziel en leven.
Meester Poleyn is ambassaderaad én
dichter. Dit fragment heeft in verhalen
de vorm de context van de gedichten,
de achtergrond voor de interpretatie:
waarom loopt de ik-persoon in Thai
land, wat is de ontmoeting waarvan
sprake is, wat betekent de rivier, het
water, wat betekenen de roeiers, de
tekens van de cultuur. Met enkele cita
ten wordt dit al duidelijk.
Zittend op de veranda van zijn loge
ment in Ban Tak, de stad die over het
water is gebouwd, stelt Poleyn vast:
"In alle hoeken van dit land heeft hij de
jongen ontmoet." "Waar water is,
vindt hij de jongen". "De jagende rus
teloosheid van vroeger is opnieuw over
hem gekomen. De blauw-gesluierde
deinende jongens van de perrons, het
schone raadsel in hun ogen."
Poleyn is een man op doorreis. Met
lege handen. "Hij heeft, ziek van de
stad en ziek van het papieren bedrijf,
de tijd aan zich getrokken." Ach, het
papieren bedrijf is in de context van het
verhaal vanzelfsprekend zijn werk op
de ambassade, maar het is verleidelijk
het dagelijkse werk van de schrijver in
gedachten te nemen.
De ontmoeting met de jongen leidt tot
inzicht via het door hem vertelde ver
haal, het verhaal van de dichter en de
dood, waaraan de tekst de titel ont
leent. Het is het inzicht dat Meester
Poleyn zoekt in het oosten, het afleg
gen van de begeerte, van het zoeken
van het waarom, de aanvaarding van
de paradox: "Waarom is een woord uit
de andere wereld...Als ik U spreek over
het verbond tussen de tijger en het
lam, dan geef ik U een spiegel. U
vraagt waarom? en U ziet Uzelf niet."
"Waarom begeerte? U vertelt het me
met een glimlach en zegt wijs dat alle
dingen zijn zoals ze zijn. Zo weet U dat
Waarom? een vraag zonder antwoord
inleidt. Tijger en lam weten dat winnen
een armzalig woord is voor wie de strijd
niet zoekt."
In het genoemde, te verschijnen inter
view in Walacria zegt de dichter hier
over: "Poleyn is nauwelijks fictief,
maar een personage stelt me zo aange
naam in staat met mezelf te sollen. Ik
kan mezelf op weg laten gaan en met
iets terug laten komen. Maar ook om
afstand te houden. Jezelf blootgeven
in literatuur, daar ben ik op zichzelf
niet tegen, maar ironie en personages
scheppen toch ook een zekere distan
tie. Terwijl in kleinigheden persoonlij
ke toetsen kunnen voorkomen, zoals in
een schilderij ook het oog van de schil
der in een hoekje mag meekijken.
Poleyn is diplomaat en lijkt in de verte
wel enigszins op Terborgh. In beschou
welijkheid, in de wijze waarop distan
tie passend is, in de manier waarop het
opgaan in het landschap een rol speelt.
Ik zou het niet erg vinden als dat proza
uitgelegd zou worden als een soort
kleine hommage aan hem.
"Poëzie
die van geen woorden weet"
Wie de twee bundels overziet, wordt
getroffen door de verschillen èn de
overeenkomsten. De achtergrond en de
vormgeving van beide bundels zijn
sterk verschillend. Het Zeeuwse en
Westeuropese landschap is vervangen
door de bergen van Siam. Het eiland
omringd door het water is een gebied
van wouden doorsneden door rivieren
geworden. Verwijzingen naar de Euro
pese cultuurgeschiedenis zijn in de
tweede bundel citaten en verhalen van
het Oosten. Maar in beide bundels
komen op een dieper niveau de zelfde
motieven voor: het landschap als spie
gel van het ik, de ontmoeting met een
jongen, de culturele context, het spel
met de taal. Soms valt op dat ook in de
oudere gedichten, om zo te zeggen
formuleringen en frases naar het oos
ten wijzen: "waar tijd heerst tussen zijn
enduren" (November 1), "de kleur van
aarzelende regen" ('Florian').
De dichter benadrukt op zijn eigen wij
ze (in het genoemde Wa/acna-inter-
view) de eenheid: "De poëzie valt met
je leven samen. Ik ben 53 jaar oud, ook
nog 17 jaar. De naïeve jongen die
onbevangen kijkt, ook als spel, vooral
als spel. Jongens laten tegenwoordig
ook graag zien dat ze wat gelezen heb
ben. In al die dingen, in titel, anekdo
tes, in feiten, in citaten, zit wat van jou
is, zit wat en wie je bent.
In de eerste bundel zitten veel traditio
nele, Zeeuwse elementen, lucht, water,
strand. Je moet voor die bundel terug
denken aan het oude Zuid-Beveland.
Het land is daar nu onherkenbaar. Als
je op zoek bent, zoals het heet, naar je
wortels, rijd je daar nu rond in een
land dat het jouwe niet is. Wat in tekst
is gematerialiseerd, kun je nu na
zoveel jaren zien als een sublimering
van het landschap. Over het kleine
boekje in de Slibreeks, met het land
schap van het Thailand, is gezegd dat
het het landschap van de ziel neerzet.
Dat zou zo kunnen zijn, hoewel ik niet
weet wat ziel is.
Zeeuws Tijdschrift 21