maar enkele schepen tot goede prijs ver
klaard, die voor een omzet van onge
veer 20.000 zorgden. De Nederlandse
kaapvaart begon pas echt grote vormen
aan te nemen buiten Europa in Azië.
Gedurende de eerste twee decennia van
de zeventiende eeuw was het bestaan
van de VOC afhankelijk van de kaap
vaart. De schepen van de Compagnie
brachten jaarlijks gemiddeld een tiental
schepen op, waarvan een aantal een
zeer kostbare lading aan boord had. In
Azië was de kaapvaart een miljoenenbe
drijf.
Een symbiosie
Klaarblijkelijk heeft in de Republiek een
nauwe relatie bestaan tussen handel,
oorlogvoering, belastingen en kaap
vaart. De symbiose tussen overheid,
oorlogvoering en particuliere onderne
mers die Jan de Vries voor de vroeg
moderne tijd waarneemt, geldt zeker
voor de Republiek. Deze symbiose heeft
juist tot de opkomst van de Republiek
geleid en tot haar overheersende positie
in de wereldhandel. Dankzij de licenten
mochten Nederlandse kooplieden met
de vijand blijven handelen en zij ver
wierven zo het Spaanse zilver dat
onontbeerlijk was voor de handel op de
Levant, het Oostzeegebied en Azië.
Daarnaast werd met de opbrengst van
de licenten de zeeoorlog gefinancierd.
Tevens was de overheid nauw betrokken
bij allerhande economische activiteiten
en ze ondersteunde, bijvoorbeeld de
oprichting van de VOC, de vestiging
van diplomatieke vertegenwoordigingen
in het Middellandse-Zeegebied, het ini
tiëren van nieuwe bedrijfstakken en der
gelijke.
Conclusie
De Republiek ontwikkelde in twee fasen
een eigen dynamiek. In de eerste fase
viel aan het begin van de Opstand de
landsheer als politieke machtsfactor
weg. De burgers van de steden, waar
onder veel kooplieden, gingen na 1572
ook de dienst uitmaken in de gewestelij
ke Staten en de Staten-Generaal. Koop
lieden raakten op alle niveau's betrok
ken bij het bestuur en omdat de strijd
tegen de koning moest worden betaald,
stond de handel gelijk met het landsbe
lang. De opbrengsten uit de handel
financierden de strijd tegen de Spanjaar
den.
Door de toestroom van Zuidnederlandse
koop- en ambachtslieden na de val van
Antwerpen - en voor Zeeland door
tevens de komst van Engelse kooplieden
- begon de tweede fase. De buitenlan
ders met hun kennis, contacten, kapitaal
en vaardigheden vonden in de Repu
bliek, waar burgers de dienst uitmaak
ten, een gunstig klimaat voor hun activi
teiten. Hun handelsbelang stond immers
gelijk met het landsbelang. Al snel ont
stond een nauwe samenwerking tussen
buitenlanders en regenten. Illustratief
hiervoor zijn de investeerders in de VOC.
Zuidnederlandse kooplieden en in Zee
land tevens Engelsen, samen met de
bestuurlijke en politieke elite brachten
het kapitaal van de Compagnie op. De
samenwerking tussen regenten en bui
tenlandse kooplieden heeft tot een han
delsexpansie geleid, die er mede toe
heeft bijgedragen dat aan het begin van
de zeventiende eeuw de Republiek als
centrum voor de wereldhandel opkwam.
Dit artikel is een samenvatting van de
dissertatie Zeeland en de opkomst van
de Republiek. Handel en strijd in de
Scheldedelta, c. 1550-1621 (Leiden
1996) ISBN 90-803045-1-4, Luctor et
Victor, Rijnsburgerweg 109, 2334 BK
Leiden, 40,-.
----- 4-*.-
Tapijtwerk der XVI eeuw voorstellende: „De afbreuk door de Zeeuwen aan de verdedigingswerken der
Spanjaarden gedaan tijdens deze Zierikzee belegerd hielden. Anno 1576". Rijksarchief in Zeeland,
Zeeuwsch Genootschap, Zelandia lllustrata, IV 72.
28 Zeeuws Tijdschrift