'Ons' hofje en de mondige burger
Dirk Haanman
'We pikken het niet', schalde het over de
Lange Delft. Van verre had ik haar al
gezien, in de druilende regen, met een
megafoon in de ene, een handtekening
enlijst in de andere hand. Ik week uit naar
de gevelwand aan de andere kant van de
straat, op dezelfde manier waarop ik een
orgeldraaier probeer te vermijden als ik
geen munten op zak heb. Ze zag me toch
en snelde naar me toe. 'Zet hier even uw
handtekening', zei ze, terwijl ze me een
pen en een papier toestak. Ik vroeg waar
het voor was.
'Voor het hofje onder de toren! We gaan
het gemeentebestuur weer duizenden
handtekeningen aanbieden. Er moet een
referendum komen. Ze zullen zien dat de
inwoners van Middelburg het niet pikken
dat de bewoners eruit moeten voor een
paar toeristenwinkeltjes! Dit zijn praktijk
en van dictators - ze moeten eens naar
ons luisteren! Als je tekent, help je mee
ons hofje te redden.'
Ik wist niet wie ze met 'ons' bedoelde.
Het was zeker niet haar en mijn hofje.
Wat bezielde haar om op een regenachti
ge dag op straat Jan en alleman aan te
spreken. Ik had me toch al afgevraagd,
waarom iedereen zich zo druk maakte
over het hofje. Raambiljetten, boze brie
ven in de PZC en allerlei andere protesten
- eindelijk was er iets, waar iedereen zich
eensgezind boos over kon maken. Wat
me wel een beetje stoorde, was het eigen
gelijk tegenover falende bestuurders als
vijandbeeld: de ene briefschrijver verge
leek 'Rutten en zijn secondanten' met
bunkerbouwers in de oorlog, de ander
sprak over 'Jopie-Slopie' met 'een bord
voor haar kop' en weer een ander wilde
de geldwolven wel eens uit de tempel
ranselen. De gemeente had zich als een
hoer verkocht. Heftige taal van mensen
die iets gevonden hadden om zich druk
over te maken. Wat heet 'druk': het ging
op een verontwaardigde, verongelijkte,
zelfs agressieve toon. De machteloze
woede van burgers die het vertrouwen in
hun bestuurders opzegden.
Sommige mensen praten met iedereen
mee. Bij mij is het juist andersom: ik heb
de niet te onderdrukken neiging het
tegenovergestelde standpunt te gaan
verdedigen. Dat zou als voordeel kunnen
hebben dat er dan een gedachtenwis-
seling ontstaat, waarbij tenminste twee
kanten van de zaak aan bod komen. In de
praktijk gooi ik echter meestal olie op het
vuur. Dom natuurlijk: voor je het weet
leidt het tot een oeverloos twistgesprek
zonder een weg terug. Maar ik kan het
niet laten.
'Ik wil het hofje niet redden', zei ik. 'Dat
meen je niet!', reageerde ze, 'iedereen wil
het hofje redden. Het is een monument
van de wederopbouw. Kundige ontwerp
ers, architecten en bouwers hebben na de
verwoesting in '40 door eendrachtige
samenwerking, visie en praktische zin de
wederopbouw van Middelburg vorm
gegeven op een manier, die in binnen- en
buitenland bewondering afdwong.'
Die volzin had ik ook al in de krant gele
zen. 'Maar het gemeentebestuur van nu
heeft helemaal geen idee van cultuur. Ze
zouden zo ons geld verspillen aan een
museum voor moderne kunst en aan de
andere kant de Lange Jan en het stadhuis
afbreken. Is dat cultuurbeleid?'
Ik schudde mijn hoofd: 'Die laten ze wel
staan, maar voor mijn part breken ze alles
af dat de Delftse school na de oorlog
geproduceerd heeft. Het is niet nieuw,
het is niet oud, het is niet origineel. Eén
ding is het wel: lelijk. Je mag het van mij
mooi vinden, maar het is toch niet verge
lijkbaar met tal van echte monumenten,
die na de oorlog onder de slopershamer
vielen om ruimte te maken voor ver
keersstromen en parkeerplaatsen. Dat
zullen ze nu niet meer doen. Maar ik snap
best dat het gemeentebestuur de plicht
heeft de inrichting van de stad te bekijken
en dan de winkelring Lange Delft-Nieuwe
Burg-Onder de Toren compleet wil ma
ken. Dan moeten belangen worden af
gewogen.'
'Alsof we nog meer winkels nodig
hebben in Middelburg! Als het aan de
gemeente lag, kwam er weer een nieuw
en kil winkelcomplex. Er zijn al genoeg
modezaken en schoenwinkels. Ze zijn niet
goed wijs, onbeschoft. Het was een ordi
nair handjeklap tussen de gemeente en
de woningbouwvereniging. Het gaat hen
alleen om de geldbuidel, om econo
mische belangen. Iets moois wordt aan
getast voor het gewin van een enkeling.
De bestuurders die door ons gekozen zijn,
willen niet naar ons luisteren. Ze willen de
zak van een projectontwikkelaar spekken
en lekker op het pluche zitten.'
'Ik heb zelf een hekel aan winkelen', zei
ik, 'maar voor de Nederlanders is het
hobby nummer één. En een gemeente
moet er toch voor zorgen dat de
binnenstad economisch gezond is. Dat is
goed voor de middenstand, voor de stad
zelf, voor haar inwoners. Het gaat niet
alleen om individuele belangen, ook om
algemeen belang.'
'Flauwekul! Het gaat alleen om de geld
buidel en daar moet weer een mooi plek
je voor verdwijnen. Als kind keek ik al
over het muurtje, zag ik ouderen tevre
den buiten zitten en koffie drinken. Daar
zou ik voor tekenen, zó oud te mogen
worden in plaats van te worden opge
borgen in een betonblok. De woning
bouwvereniging is opgericht om sociaal
zwakkeren een dak boven het hoofd te
geven, maar is haar taak vergeten. Er
wordt over de bejaarden heen gewalst.
Ze worden afgescheept met een oprot
premie en dat pikken we niet!'
'Jullie wilden dit staaltje naoorlogse archi
tectuur behouden', zei ik, 'en hebben
daarin je zin gekregen. De woningbouw
vereniging is niet verkeerd. Ouderen die
in eerste instantie hun goedkope
woningen niet wilden opgeven, gaan
wellicht wel akkoord als ze een royale
vergoeding krijgen. De woningbouw
vereniging kan de grond verkopen en de
opbrengst gebruiken om elders voor
meer ouderen de huisvesting te verbete
ren. Nu is er een compromisoplossing
bereikt. Ze mogen niet in het hofje blij
ven, maar een echt winkelcentrum komt
er ook niet. Ik had liever gezien dat een
goede architect zich over de inrichting
van het plein had gebogen. Zouden we
niet in staat zijn om iets mooiers te bou
wen, eventueel met woningen erbij?'
'Nee, nee, nee...! Je begrijpt er niets van.
Ons hofje moet en zal blijven!', zei ze
boos: 'We eisen een referendum. Laat de
Middelburgers zich maar eens uitspreken
over dit falende sociaal en cultuurbeleid.'
Ze keerde zich om en snelde naar een
groepje mensen dat liep te winkelen. Nog
even riep ze in mijn richting: 'Wacht maar
tot de volgende verkiezingen, want de
burgers zijn mondig geworden.'
Zeeuws Tijdschrift 15