het nieuwe initiatief kan uitvoeren. Naar zijn idee kan de eerste tien jaar met wis selende exposities worden gewerkt, voornamelijk op basis van bruiklenen. In die tijd moet een vaste collectie worden opgebouwd van zo'n veertig schilderijen en enkele honderden prenten, die alle maal op een of andere manier een link met Veere hebben. Op 1 juni j.l. meldde de PZC dat de gemeente Veere, de Rijksgebouwen dienst en de Stichting De Schotse Hui zen besloten hadden vanaf 5 juni de deuren weer te openen, zonder de rijks subsidie van f 55.000, - die per 1 januari 1996 was gestopt, en zonder vastom lijnd plan. In het najaar moet er wel een duidelijk plan voor de toekomst zijn getrokken, dat rekening houdt met mogelijke bestemmingen als een streekdrachten- museum, een museum waarin de band tussen Veere en Schotland wordt belicht en een museum voor de Veerse schilders uit de jaren 1900-1962. Claire Bonebakker, Gezicht op Veere, olieverf, z.j. Omroep Zeeland heeft de ontwikkelin gen nauwlettend gevolgd. Op 31 mei j.l. kwamen in het culturele vrijdagmiddag- programma Bolsjoi van Rebecca van Wittene en Bob Lagaaij achtereenvol gens Wim Vaarzon Morel, de Veerse huisarts in ruste J.W. Oosterhoff en Vee re's burgemeester A.H. den Boon aan het woord. Veere werd, zoals het als 19e eeuwse enclave moet hebben bestaan, weder om tot leven gewekt in een gloedvol betoog van Vaarzon Morel. Na 1962 werd het allemaal anders, de houten vis sersschepen, de rokerijen, de smederij en, de naar vis ruikende haven, het uit varen bij hoog water, de visafvoer naar de vismijn, het gevecht om het bestaan, de dampende paarden, de peeën op de Kaai, de klederdrachten, de schilders die ter plekke alles vastlegden - bij de slui ting van het Veerse gat verdween de noodzaak, verwerd het schilderachtige existentiële tot decor. Vastgelegd is het evenwel allemaal, wat zich daar op 1 I<m2 afspeelde, door Veerse, door Nederlandse, door Belgi sche en ook door enkele Engelse, Franse en Duitse schilders. De achtergrond is onvoorstelbaar rijk. Het begon al in de Renaissance. Dürer, één van de eerste kunstenaars die bui ten schilderde, deed in 1520 Veere aan, Gossaert kwam er, Van der Heyden, Bosboom volgde, de Koekkoeks en ten slotte aan het begin van deze eeuw de grote groep schilders waar het hier om gaat. Zoals (in willekeurige volgorde) H.J. Wolter, I. Opsomer, Schönberg, de Góths, Dirk van Gelder, Charley Toorop, Heyse, Koets, Flip ten Klooster, Ina Rahusen, Van Dijck, Claire Bonebakker. Zij schilderden het straatmeubilair van Veere, zoals Breitner dat van Amsterdam vastlegde. Zij leefden temidden van de bevolking die altijd aardig en hartelijk voor hen was. Werk ging vaak van de hand in ruil voor diensten, eten, enz. Vandaar dat er nog zo'n schat aan wer ken onder de Veerenaren is te vinden. Materiaal voor vele tentoonstellingen! Een kanttekening plaatste Vaarzon Morel wel. De sfeer tussen de schilders onderling was niet altijd even best. Er was sprake van groepjes en, helaas, van jaloezie tussen die groepjes. Het schijnt er een beetje bij te horen en het doet natuurlijk niets af aan de grote verdien- Zeeuws Tijdschrift 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1996 | | pagina 18