The Robins have returned
Zwarte rookzuilen
een gave had om met dieren om te gaan,
speciaal met vogels. Het was of hij ze
hypnotiseerde en onhandelbare vogels
wist hij in leven te houden en te redden.
Toen zij op die bewuste dag een tocht
maakten naar de Zwaakse Weel, wisten
ze een visarend tot op vijfentwintig meter
te naderen: 'De nabijheid van zo'n zelfza-
me en schuwe gast werkt opwindend, ik
voelde mijn hart bonzen.' Waarop een
nauwgezette beschrijving volgt van het
uiterlijk en gedrag van deze indrukwek
kende roofvogel, onder meer de ontlas
ting: 'Opeens boog hij het bovenlijf
omlaag, het achterlijf werd omhoogge-
drukt zodat we de blanke onderzijde te
zien kregen, en met een krachtige, witte
straal werden de faces uitgespoten.'
Het huis van de familie Warren stond op
de zeedijk bij Borssele, met een wijds uit
zicht over de Westerschelde. Het huis zelf
was een baken voor trekvogels die de
Schelde overstaken. Ver van de bewoon
de wereld, was dit een eldorado voor
vogels. 'Dit is het boek over het verloren
paradijs van mijn jeugd', schrijft Hans
Warren: 'In het gebied waarin ik mij zo
thuis voelde, weet ik nu de weg niet
meer. Het huis waarin ik woonde, werd al
lang geleden gesloopt. De Noordnol
bestaat nog wel, maar hij werd een
onnozel pad aan de voet van de beruchte
kerncentrale Borssele. Een van de
rijkste stukken van ons land werd een
armzalige woestenij, bedekt met vlam
mende en giftige fabriekscomplexen, van
Borssele tot Vlissingen.'
In dit verband herinnert een enkele lezer
zich misschien nog het eerste nummer
van het Zeeuws Tijdschrift (1950), waar
in Hans Warren schreef over het rijke
vogelleven op de Kaloot, een 'eerste
rangs natuurterrein' bij Borssele, en pleit
te voor bescherming ervan: 'Het vogelle
ven op de Kaloot is ongemeen rijk. Het
terrein is niet alleen belangrijk als broed
plaats voor minder algemene vogelsoor
ten als Dwergstern en Strand plevier, maar
vooral als pleisterplaats voor trekvogels
bij hoog water. Door de hoge ligging van
de schorren en de kleine duintjes, stroomt
het gebied vrijwel nooit geheel onder, en
dan vinden duizenden, soms tienduizen
den vogels van allerlei pluimage, verdre
ven van hun voedselgronden elders in de
Scheldemond, op de Kaloot een veilige
wijkplaats.'
Maar de natuur is geen idylle, zoals in het
dagboek ook blijkt tijdens de winter van
1938-1939, als veel vogels sterven en
dode smienten door hongerige kraaien
worden leeggegeten. Hongerige meeu
wen vechten om een toppereend; stuk
ken vlees worden uit de borst gescheurd,
terwijl het dier nog leeft en in het water
rondtolt. En een waarneming uit 1940:
een pad paart met een dood, half verrot
wijfje.
In het paradijs heerste dus geen vrede.
Hans Warren probeerde wel in de winter
tal van ongelukkige vogels te helpen
overleven door ze bij te voederen en mee
naar huis te nemen en verzorgen. In zijn
volière liet hij onder meer een versukkeld
roodborstje dat een vriend van hem
ergens had opgeraapt herstellen. Hij hield
daar ook een kardinaal, die hij in Goes
gekocht had: 'Mijn rode kardinaal is bijna
door de rui, hij werd mooier rood dan
voorheen. Zijn geschiedenis: hij zat bij de
vogelhandel in Goes in de etalage. Erg
mooi was hij niet. Flets lilarood op zijn
buik, grijsbruin op rug en staart, een flau
we afschaduwing van het dier dat ik van
plaatjes kende. Hij leed ook nog aan een
eigenaardige ziekte. Hij viel letterlijk van
zijn stokje, klapperde dan angstig met de
vleugels, draaide in het rond, net als een
vogel die tegen een ruit gebotst is en
sterft. Toen ik dat voor het eerst zag,
dacht ik dat hij doodging. Maar plots
sprong hij overeind en deed weer nor
maal. Wel zat hij altijd dik. Ik informeerde
naar de prijs. De volle prijs. Langs m'n
neus weg: 'Wat mankeert hij eigenlijk?'
De handelaar wist het ook niet, maar
spotte: 'Aan zo'n beest heb je nog eens
aardigheid! Je zou hem ervoor houden.
Dat beest is niet goed in z'n hoofd.' Maar
de kardinaal was toen ineens heel goed
koop. Ik vond het een risico, wou erover
nadenken. Maar de drang om hem te
hebben was sterk. Toen ik hem afhaalde,
was hij kletsnat. Hij had zich pas gewas
sen, zogezegd. Later biechtte de vogel
handelaar op dat hij bijna verdronken
was omdat hij van zijn stok in een schaal
met water gevallen was.
Thuis heb ik hem direct in de volière los
gelaten. De eerste tijd zat hij dik, maar hij
bleef in leven, werd roder, gezonder,
krachtiger, en toevallen heeft hij, voor
zover ik weet, niet meer gehad. Zingen
deed hij evenwel niet. Toen heb ik een
paar grammofoonplaten in het nachthok
afgedraaid, en met succes. Na een poosje
geluisterd te hebben, begon hij geluidjes
te maken, en weldra kwam er een hele
strofe, wat zacht nog, en afgebroken,
maar het begin was er.'
Later (6 okt. 1940) besloot hij de meeste
van zijn vogels te verkopen, omdat hij
niet veel aardigheid meer beleefde aan
vogels in gevangenschap.
Overigens had hij het niet erg op de jon
gens van de NJN: 'Op mijn zwerftochten
door de natuur kom ik wel eens in con
tact met groepjes leden van de Neder
landse Jeugdbond voor Natuurstudie. Ik
ben er geen lid van en zal het ook nooit
worden. De sfeer vind ik niet aange
naam, wat opschepperig, en door dat uit
rukken in lawaaierig groepsverband zie je
weinig, want alles word weggejaagd of
vertrapt.' (28 mei 1941).
De oorlog vormt het decor van dit
natuurdagboek. Op 10 mei 1940 schreef
Hans Warren: 'De dag is voor mij, zoals
wellicht voor alle Nederlanders, zeer
vroeg begonnen. Hoewel dit een natuur
dagboek is, nemen de politieke gebeurte
nissen deze dag zo'n belangrijke plaats in,
dat ik ze onmogelijk kan negeren.' Hij
beschrijft dan de verrichtingen, die vanaf
de zeedijk waar hij woonde goed te zien
waren, zoals de volgende dag: 'Tijdens
het avondeten werd het verschrikkelijk.
Er kwamen weer vliegtuigen, we waren
nieuwsgierig, liepen naar buiten. We
zagen hoe ze enkele bommen lieten val
len bij de schepen op de rede. Ze vielen in
zee en rookwolken stegen uit het water
op. Zo leek het uit de verte, maar opeens
kwam een heel escadrille, dat bommen
liet vallen op enkele schepen op de Wes
terscheid e voor ons huis. Een prachtig
lichtgrijs schip werd zó hevig bestookt dat
het volkomen aan het gezicht onttrokken
was. Massa's bommen vielen in zee,
zwarte rookzuilen stegen op. Een paar
Groninger kustvaarders draaiden ijlings
om en koersten naar onze haven. Ver
standig: het werd nog veel erger. Het grij
ze schip voer onze kant op: met gierende
uithalen cirkelden de bommenwerpers
rond boven ons huis om dan in een duik-
8 Zeeuws Tijdschrift