De confrontatie
Sierduiven
vlucht dicht bij het schip bommen te
laten vallen. Je zag ze heel duidelijk bij
vier tegelijk vallen, ze kwamen op onge
veer honderd meter van ons huis in zee
terecht achter het schip. De explosies
waren denderend, ons huis schudde op
de fundamenten, ruiten barstten, we zet
ten de ramen zoveel mogelijk open.
Enorme zwarte wolken stegen uit zee op,
een volgende lading, de ergste wellicht,
kwam nóg dichter bij ons huis in zee
terecht.'
De oorlog dringt zo in alle hevigheid het
natuurdagboek binnen. Op 17 mei
schreef Hans Warren: 'Ik ben het beu om
in mijn natuurdagboek over de oorlog te
schrijven. Dit soort notities hoort er niet
in thuis Maarzo gemakkelijk was de
oorlog natuurlijk niet uit te bannen. En
ook allerlei andere zaken vinden er een
plaats, niet alleen zijn passies voor de
natuur en oude voorwerpen en de oor
log. Daar is ook het eindexamen en de
vraag wat hij daarna moet gaan doen:
verder gaan in de muziek, met tekenen
en schilderen of gaan schrijven? Je krijgt
zo een beeld van een jongeman in dit
tijdsgewricht, die zijn interesses ontwik
kelt en zichzelf voor de vraag gesteld ziet
in welke richting hij zich moet bewegen.
Het menselijke, persoonlijke aspect geeft
uiteindelijk het 'natuurdagboek' diepte.
Als Hans Warren in zijn inleiding ver
onderstelt, dat het onderwerp 'de natuur'
veel lezers zal afschrikken, dan is dat mis
schien wel waar, maar het geldt zeker
niet voor mij. Gezien mijn eigen beleve
nissen, bracht Ik ging naar de Noordnol
bij mij vele herinneringen boven. Ik zag
mezelf weer uilenballen uitpluizen, toen
ik las: 'Het menu van onze steenuil. Eer
ste uilenbal: twee spitsmuizen. Tweede
bal: twee veldmuizen en een spitsmuis.
Derde bal: restanten van een kikker. Vier
de bal: overschot schilden en poten van
mestkevers.' (2 nov. 1939)
Herkenning ook van de hevige interesse
voor de natuur in jongensjaren: de bevlo
genheid, het scherpen van het waar
nemingsvermogen en het verbreden van
de wereld, de uitdagingen die voortvloei
den uit het willen weten en zien en de
contacten met volwassenen voor wie de
natuur een levenslange passie was en van
wie je dus veel kon leren. En vervolgens
kom je in de levensfase, dat je richting
moet geven aan je persoonlijke toekomst.
Dat alles gaf mij als lezer bij het lezen het
natuurdagboekboek een ruime herken
ning. Daarbij maakt het niet veel uit, dat
ik geboren ben in 1953, na de oorlog, in
een ander tijdsgewricht, en niet woonde
in de verlatenheid, aan de oever van de
Westerschelde, maar aan de rand van
Goes, tegen de toen nog onverkavelde
Poel.
In ieder mensenleven schuilt een roman,
maar weinigen kunnen een roman schrij
ven. Wat Hans Warren bijzonder maakt,
is dat hij een (natuur)dagboek bijhield en
de kwaliteit ervan. Geenszins vonden bij
mij gebeurtenissen een weerslag op
papier en ik had het ook niet zo kunnen
opschrijven.
Soms kan ik het overigens ook bijna niet
doorvoelen, dat iemand op die leeftijd in
mooie volzinnen schrijft, voor zichzelf,
terwijl angst en emotie moeten hebben
overheerst, zoals op 12 mei 1940: 'De
ruiten kletterden nog erger dan gisteren
en we vluchtten de tuin in. Ik kwam wat
achteraan, wou eerst nog eens goed kij
ken, toen een projectiel met fluitend, ja,
haast gillend-scheurend geluid recht
boven me uit de lucht neerkwam. Ik ren
de wat ik kon, in doodsangst, de oprit af.
Ik verwachtte de dood, maar de bom viel
net nog achter de dijk in zee, mijn
opluchting was haast onwerkelijk.'
Tijdens het zeegevecht stort een vliegtuig
neer: 'Het licht flakkerde uit de vuurmon
den van de schepen, mijnenleggers en
kustvaarders draaiden om. Daarna op
nieuw bommen, het was alsof er op de
horizon een hele rij snelgroeiende zwarte
boompjes werd geplant.' Erg afstandelijk,
zo'n beeldspraak na zo'n angstig moment.
Wel voel ik met Hans Warren mee, als hij
vertelt dat het lezen in zijn natuurdag
boek een verrassende confrontatie was
met de jongen die hij ruim een halve
eeuw geleden was: 'Hij was een vreemde
voor me geworden, maar ik herkende
hem natuurlijk wel. Zijn haast maniakale
gedrevenheid verbaasde me, en zijn
levenslust.' En voorts: 'Het waren jaren
dat vogelfotografie en vogelfilmen nog
weinig ontwikkeld waren. Betrouwbare,
uitvoerige handboeken bestonden niet.
Je moest heel veel op eigen houtje ont
dekken. Dat ging Joh. A.M. Warren niet
slecht af, moet ik zeggen. Hij had een
observatievermogen waar ik een beetje
jaloers op ben. Het lukte hem op een of
andere manier in woorden die verloren
wereld met al haar kleuren en geluiden
terug te roepen.' Een compliment voor
zichzelf.
Mij spijt het me na het lezen, dat ik geen
dagboek heb bijgehouden. Ik heb het
geprobeerd, maar verscheurde steeds de
vorige bladzijde. Het lijkt me niet alleen
bedreigend voor de omgeving - daar
hoefje bij het schrijven van een dagboek
geen rekening mee te houden, want nie
mand mag het lezen - maar ook voor
jezelf.
Doe je het niet, dat moet je het doen met
de herinnering, waaruit al snel details
wegslijten. Daar is in eerste instantie dag
boek ook voor, om de herinnering vast te
houden, meer nog: om aan die abstracte
vriend kwijt te kunnen, wat je met geen
ander kunt delen.
In de jaren dat natuur mijn passie was,
bezocht ik één keer Hans Warren, die mij
een paar vogelboeken cadeau deed en
sprak over J. Vijverberg en Jac. Thijsse. Hij
was er zelf niet meer zo intens mee bezig,
begreep ik. Voor zijn huis begroetten me
tientallen sierduiven. Hij staat ook als
kenner van sierduiven bekend.
Sinds een paar jaar heb ik ook sierduiven.
Een tijdje geleden zat ik 's morgens aan
de keukentafel te lezen, toen ik in mijn
ooghoek een druk gefladder van vogels
zag. Twee van mijn duiven, Oudhollandse
meeuwtjes, vlogen in mijn richting en er
volgde een harde klap. Een van de duiven
was tegen de ruit van de glazen schuifpui
geknald en viel neer, de ander dook tus
sen de varens achter de vijver. Ik schoof
de deur open en stond voor een half
vliegende, half hollende blauwe reiger,
helemaal in de aanval. Hij bewoog in de
richting van de neergestortte duif, maar
aarzelde ineens vanwege mijn aan
wezigheid. Ik deed een paar stappen naar
voren en gaf harde brullen. De reiger
week naar achteren en het meeuwtje
vluchtte langs m'n benen het huis
binnen. Toen vloog de reiger op en streek
neer op het schuurtje van de buren. Daar
is hij nog een hele tijd blijven zitten.
De door angst bevangen duif zat op de
tafel. Na een uur liet hij zich door mij nog
Zeeuws Tijdschrift 9