vroeg ik me af. Ik durf het aan om uit zijn mond te noteren: "Kijk eens aan, een praalgraf. Kennismaking Op mijn zeventiende leerde ik het werk van Nescio kennen. In die tijd was de naam van de schrijver bij het grote publiek nog onbekend en dat is eigen lijk nog zo. Wel wordt op het ogenblik het Verzameld Werk zelfs via de Ster reclame aangeprezen, wat ik op zich geen aangenaam gezicht vind: Nescio in een tv-reclamespotje, maar ik denk niet dat er daardoor buiten de groep in literatuur geïnteresseerde lezers om, één exemplaar meer wordt verkocht. Nescio is geen Wolkers of 't Hart. Op aanraden van mijn leraar Neder lands, Frits Niessen, had ik De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje en Mene Tekel aangeschaft, tesamen 151 bladzijden. Het was een blauw boekje, deel 74 uit de Nimmer Dralend Reeks van van Nijgh en Ditmar. Achteraf is het moeilijk om weer te geven wat voor indruk de verhalen toen op me maakten. In ieder geval besefte ik dat ik niet een maar het boek gevonden had. Mijn woordeloze gedachten stonden plotseling op papier. En niet alleen die van mij, maar ook die van mijn vrienden. Ik vermoed dat we in de jaren erna vaak voor Titaantjes gespeeld hebben. En veel te lang waar schijnlijk. Ik was overigens niet de enige die in de zestiger jaren de schrijver ontdekte. De thematiek van het werk sloot immers naadloos aan bij de tijdgeest. Er was een soort jeugdrevolutie aan de gang. En ofschoon Nescio (Koekebak- ker) verder keek dan zijn jeugd lang was, bood het boek voor mij en talloze anderen voldoende mogelijkheden voor identificatie. Afgezien van deze specifieke opleving, of liever gezegd doorbraak, denk ik dat iedere nieuwe generatie lezers van het werk onder de indruk moet komen. Het gaat tenslotte in Titaanjes en de rest van de verhalen om tijdloze gegevens als verwachtingen, verlangen, gedwon gen aanpassing, erotiek. Om op mijn betrokkenheid terug te komen: op den duur kende ik het werk bijna uit mijn hoofd. Een enkele keer gebeurde het nog wel, dat ik een zin netje tegenkwam, dat nieuw voor me was en me verraste. Dan kreeg ik onge veer hetzelfde gevoel als die ene keer dat ik op straat een rijksdaalder vond. In de loop der jaren kocht ik natuurlijk alles wat ik van de schrijver te pakken kon krijgen. Allereerst Boven het Dal, zijn tweede en in feite laatste boek, dat hij zelf twintig jaar voor het verschijnen had samengesteld. Vervolgens diverse boekjes met fragmenten en tijdschrif ten of boeken over de schrijver. Dat alles over een periode van meer dan dertig jaar. En uiteindelijk dus het Ver zameld Werk: de hele la van de schrij ver gelicht. Verlangen en natuurmystiek Lange tijd is Nescio de schrijver van drie verhalen (novellen) geweest: De Uit vreter, Titaantjes en Dichtertje. De ver halen hebben hem als schrijver zijn faam gegeven. Niet vanwege de psy chologische tekening van zijn hoofdfi guren, want die is nogal rudimentair. Zijn teksten moeten het vooral hebben van de sfeertekening. In De Uitvreter en Titaantjes zoeken een aantal jon gens, jongeren uit Amsterdam, naar wegen om een leven te leiden dat de moeite waard is. Ze verkeren in anar chistische en/of artistieke kringen maar de meeste hebben ook nog een baantje om den brode. Ze zoeken en verlangen en vinden vaak een uitweg in het con tact met de natuur, die lyrisch beschre ven wordt door de auteur. "En dan gingen we de zon op zien komen aan de Zuiderzee, behalve Kees, die naar huis ging. Hoyer klaagde over de kou, maar Bavink en Bekker wisten nergens van. Die zaten op de steenen onder aan den zeedijk met de oogen half dicht en keken tussen hun oogha ren door naar de dansende gouden pijl tjes die de zon in 't water maakte. Sta pelmal werd Bavink er van. Naar de zon loopen wilde-i over de lange, lange schitterende streep."1 Met de meeste Titaantjes loopt het niet goed af. De schilder Bavink wordt gek. De Uitvreter pleegt zelfmoord en de ik figuur Koekebakker wordt weliswaar een wijs en bedaard man, maar de ver langens uit zijn jeugd blijven hem ach tervolgen. In Dichtertje handelt het in feite om hetzelfde gegeven. Alleen biedt hier niet de natuur, maar de erotiek een kans op ontsnapping uit het 'dal der plichten'. Maar ter geruststelling: ook het Dichtertje wordt gek aan het eind van zijn 'eindeloze gedicht'. De thematiek omvat dus een funda menteel gegeven: de botsing tussen verlangens en werkelijkheid, tussen wat zou kunnen en wat is, maar ook tussen mystieke beleving en alledaagse zor gen. De onvolkomendheid van het leven kortom, daar lijden de hoofdper sonen allemaal aan. Het latere, nog door hem zelf geredi geerde werk, het in 1941 gereedgeko men Boven het Dal, is doordrongen van dezelfde gevoelens. Het perspectief is echter logischerwijs veranderd. In Insula Dei ontmoet de hoofdpersoon, gepen sioneerd en wel, een vriend van vroeger. Beide blikken terug op hun verleden en markeren in hun gesprekken hun ont snappingsroutes uit het alledaagse. Natuurmystiek en landschapsbeleving spelen opnieuw hun bekende rol. Beperkt oeuvre Goed, geen geringe thematiek lijkt me, 'het menselijk tekort', maar waarom brengt deze schrijver met zijn compleet wereldbeeld en zijn opmerkelijk analy tisch vermogen aanvankelijk niet meer dan drie verhalen voort. En, nog belang rijker vraag, hoe kan het dat hij daarmee zo'n vooraanstaande plaats in de Neder landse literatuur veroverde. Kortom wie was Nescio? Aan het ant woord dat in het, aan het Latijn ontleen de pseudoniem (Ik weet niet) opgesloten is, ga ik maar even voorbij. Nescio werd in Amsterdam in het jaar 1882 geboren als J.H.F. Grönloh. Hij volgde na de mid delbare school een handelsopleiding. In die tijd was Multatuli als schrijver zijn voorbeeld. Hij schreef opstellen en lezin gen in Multatuliaanse trant. In zijn 'jon gelingsjaren' kwam hij bovendien in aan raking met een anarchistisch experiment a la Walden van Van Eeden. 14 Zeeuws Tijdschrift

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1996 | | pagina 16