Na de mislukking hiervan koos hij voor een carrière in de handel. Tussen 1910 en 1918 schreef hij zijn bekende verha len. De problemen bij het publiceren vormen een verhaal apart, maar dat moet binnen dit kort bestek achterwe ge blijven. Intussen maakte hij carrière, bracht het zelfs tot direkteur van een exportfirma (1926) en zou dit tot 1937 volhouden. Om op de eerst gestelde vraag terug te komen: Nescio dankt zijn erkenning vooral aan zijn unieke stijl. Hij is geen auteur met een dwingend produktie- plan, maar een soort geniale zondags schrijver. Zondagsschrijver, niet omdat hij naïef is in de benadering van de wereld of van het schrijven op zich, maar omdat hij schrijft 'als het komt'. En dat in een stijl die bijna experimen teel is in zijn eenvoud, in een tijd waar in gekunsteldheid in de literatuur nog steeds troef was. Maar als je zo goed bent, waarom dan niet wat meer geschreven? Het gebrui kelijke antwoord op deze vraag is, dat hij met zijn verhalen gezegd had wat hij te zeggen had. Bovendien zou hij bang geweest zijn dat hij met nieuwe verhalen afbreuk zou doen aan zijn bestaande werk ("Ik wil niet zakken-"). Ik vind dit opvattin gen die misschien achteraf heel plausi bel klinken, als het werk voltooid is en de schrijver al lang dood. Aan de ande re kant doen ze echter geen recht aan de levende schrijver en bieden ze geen inzicht in de mechanismen en omstan digheden die zijn schrijven bepaalden. Nescio was zoals gezegd een groot stil- list, maar het schrijven van een verhaal was voor hem geen eenvoudige zaak, laat staan het produceren van een roman. Uit zijn verzameld werk, blijkt dat zijn verhalen met hun organische levende stijl het resultaat zijn van tallo ze bewerkingen en verschuivingen. Nescio schreef, herschreef, veranderde een openingszins nog eens, verschoof hele stukken, breidde uit en kapte weer af. Alleen als de omstandigheden er naar waren, als hij er als het ware om psy chische en artistieke redenen niet om heen kon, was hij in staat om een schit terend verhaal te construeren. Dit was bijvoorbeeld ook het geval met zijn vierde grote verhaal Isula Dei, dat hij dertig jaar na het publiceren van de eerste drie schreef. De kwaliteit van Insula Dei doet niet onder voor die van de eerdere verha len. Het is duidelijk dat dit verhaal geschreven moest worden, als een soort eindafrekening. Nescio, de man met de bewonderens waardige stijl, schrijver van de mooiste verhalen uit de Nederlandse literatuur, was, hoe tegenstrijdig het ook klinkt, een zeer beperkt schrijver. Het laatste, zijn beperktheid, lijkt me onlosmakelijk verbonden met zijn kwaliteiten als schrijver. Als hij gemakkelijk geschre ven had, had hij waarschijnlijk nooit die kenmerkende intensiteit in zijn verhalen bereikt. Het verzameld werk Wat is het aardige (daar begint het al) van critici of bewonderaars die over Nescio schrijven? Ze nemen zijn stijl en daar mee ook zijn levenshouding een beetje over. Zijn weemoed en zijn ironie, zijn mystiek en zijn nuchterheid. Het verst daarin gaat Kees Fens2. Die neemt zich zelfs voor, na lezing van het Natuurdagboek, om weer te gaan fiet sen. Maar laat ik bij mijn onderwerp blij ven: Het Verzameld Werk van Nescio. Het bestaat uit twee delen. Het dikste, deel I, bevat het oorspronkelijk uitgege ven werk, plus alle varianten van die verhalen. Bovendien zijn er diverse jeugdschetsen en fragmenten van later werk in te vinden. De aandacht van de meeste critici gaat vooral uit naar deel II, het Natuurdag boek. Dit bevat immers het echte nieu we werk, zij het dat Tirade in haar Nes- cio-nummer uit 1982 al zo'n 65 pagina's prijsgaf. Dagboek is op het eerste gezicht een misleidende titel voor de 410 bladzijden. Bij die term denk je toch aan intieme, op schrift gestelde ervaringen. Bij Nescio is daar zeker de eerste jaren geen sprake van. Bekentenissen en de neerslag van alledaagse beslommeringen en overden kingen spelen geen rol. Veel meer dan schematische geheugensteuntjes zijn de eerste beschrijvingen van zijn uitstapjes niet. Gaandeweg komen wel steeds meer 'gemengde notities' voor, maar over het algemeen houdt de schrijver zich met ijzeren consekwentie aan de opzet van zijn dagboek, dat geen enkele lite raire pretentie had. Zelfs op de dag van de begrafenis van zijn kleinzoon vermeldt Nescio alleen de weersomstandigheden en andere voor zo'n tragische gebeurtenis onbe- langijke feiten. Hugo Brandt Corstius maakte de lezers van De Volkskrant3 hierop attent. Zo'n mededeling komt enigszins harteloos over. De werkelijk heid was anders. Weliswaar zweeg de schrijver over de begrafenis, maar hij maakte wel enkele dagen ervoor mel ding van het ongeluk, dat zijn klein zoon trof. Maar dat gebeurt zo ingeto gen en subtiel, dat het desbetreffende fragment een van de beklemmendste en indrukwekkendste passages uit het dagboek is. Brandt Corstius noemt het natuurdag boek in hetzelfde artikel ook een epos. Waarschijnlijk vanwege de omvang, maar ook omdat de beschrijvingen onbedoeld de neergang van de per soon van de schrijver bevatten. Zijn honderden uitstapjes waren ongetwij feld voor hem een manier om het levende leven vast te houden, maar naarmate hij ouder werd, was hij steeds minder in staat om erop uit te trekken. In 1956 kwam er een definitief einde aan zijn reizen, nadat hij door een her senbloeding was getroffen. Hans Warren schrijft in een kritiek4: 'Een nieuwe Uitvreter zit er niet in.', en dat is natuurlijk ook zo. Maar het zal ook niet de bedoeling van de schrijver geweest zijn om een nieuwe literaire impuls aan zijn carrière te geven. Voor de liefhebber van zijn werk valt er desondanks heel wat te genieten. Zijn stijl verloochent zich niet. En je moet het werk natuurlijk ook niet achter elkaar uitlezen, als dat al mogelijk zou zijn. Onsmakelijk Terneuzen Nescio is meerdere malen in Zeeland geweest, maar het zou overdreven zijn te beweren dat hij er een speciale band mee had. Hij voelde een grote verbon denheid met tientallen plekken, land schappen, vergezichten die hij met ritu ele ijver opzocht. De sterkste binding Zeeuws Tijdschrift 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1996 | | pagina 17