had hij met Amsterdam en omgeving,
maar dat zij hem vergeven.
Opmerkelijk is, dat hij een van de
belangrijkste figuren uit zijn werk, de
Uitvreter, laat opduiken in Veere.
Over Walcheren merkt deze op: "t
eenigste wat me spijt is dat je op Wal
cheren niet eens af en toe een relletje
hebt. "5
Samen met Bavinck, andere hoofdfi
guur, zwierf De Uitvreter rond op Wal
cheren en keek en staarde: "Urenlang
zaten ze samen op 't dak van 't Hospi
taal en keken over Walcheren, over de
Kreek en 't Veergat en den ingang van
de Oosterschelde en de duinen van
Schouwen. En daar had je dikke Jan
ook weer, den toren van Zierikzee, nu
in't Noorden. En daar had je Goes en
Lange Jan, den toren van Middelburg,
de spil van Walcheren, het hart dier
wereld. "6
Ook in het natuurdagboek wordt mel
ding gemaakt van uitstapjes naar Zee
land: vier in totaal. Dat is relatief wei
nig als je bedenkt dat er sprake is van
meer dan duizend geregistreerde toch
ten en reisjes (1001)
In september 1946 is hij samen met
een vriend in Veere. Erg mild is hij niet
voor de omgeving: "Zondag in Veere
gebleven, daar geen enkele communi
catie op zondag." en "Regenachtig
Walcheren ziet er uit kaal met wat
dooie boomen als een nieuwe ontgin
ning in Drenthe. "7
Ook neemt hij de vernielingen in het
centrum van Middelburg in ogen
schouw en merkt op: "De leelijkste hui
zen op de Markt staan er nog nl. de
bioscoop Luxor en sociëteit en de
Amsterdamsche Bank."8
En bij zijn aansluitend bezoek aan Ter-
neuzen is hij nog wranger in zijn con
clusies: "Gegeten in Grand Hotel Rot
terdam. Door Terneuzen gewandeld:
armetierig. Wat elders mooi is (kleine
huisjes, gangetjes) is hier ook lelijk, ner
gens eenige verheffing." 9
Knap, hoe hij de ziel van een stad in
enkele uren doorgrondt.
Het tweede bezoek vindt vier jaar later
plaats in de zomer. Het weer is nu beter
en waarschijnlijk zijn ook de omstan
digheden wat comfortabeler. De
beschrijvingen zijn in ieder geval posi
tiever.
"Daar overnacht in den Kampveer-
schen Toren (eerst zeewaarts zitten kij
ken in den toren, bloedroode zon ver
dween in wolkenbank. Later op den
steiger naar het Oosten gekeken hoe
zachtjes een beetje nacht opsteeg)."10
Hij bezoekt opnieuw Terneuzen. Je kan
je afvragen wat hij daar te zoeken heeft
na zijn eerste vernietigend oordeel over
het stadje, maar de kwestie is simpel.
Hij heeft er een nichtje wonen.
Hij brengt een bezoek aan de Braak
man: "Met Jan-Kees en Gerda in hun
auto'tje naar de Braakman (door Hoek)
en naar het licht op de punt (ingang
van de Braakman) (gezicht op Middel
burg).
Fantastische groei van klaprozen en
kleine camillen in een hoek van de
dijk! "11
Veere haast eetbaar
Een jaar later keert hij terug. Het is nu
1951.
Bezoekt Middelburg en gaat terug naar
Veere: "Met Louis op het Hospitaal
geklommen. Beperkt zicht: Schouwen
nauweliks, Zierikzee twijfelachtig, Goes
net, Vlissingen nauwelijks, Wester-
schelde niet. Maar Veersche Gat heel
blank en Zandkreek met hoog water en
een prachtige bocht. Op de balk geze
ten met opgetrokken knieën en tegen
de balk als in 1908 zoo te zeggen haast
bij God (tussen 1/25 en kwart voor
5) "12
Dit citaat is nogal opmerkelijk omdat
Nescio refereert aan zijn eerste bezoek
aan Zeeland (1908). Bovendien bevindt
hij zich in dezelfde omstandigheid als
Bavink en De Uitvreter: hij zit namelijk
op het dak van het Hospitaal. De eer
der weergegeven beschrijving uit De
Uitvreter gaat dus rechtstreeks terug op
Nescio's eigen ervaringen op die plek.
Het Hospitaal in Veere is natuurlijk de
grote kerk van Veere, die in de Franse
tijd als hospitaal dienst deed en sinds
dien zo is blijven heten.
Weer een zomer later: "Veere zeer dui
delijk en haast eetbaar: De molen, het
hospitaal, het stadhuis, de Kampveer-
sche toren (van links naar rechts)."13
noteert hij vanuit de trein die hem en
zijn vrouw naar Vlissingen zou brengen.
Over de kwalificatie eetbaar voor Vee
re moeten we niet te licht denken. Dat
is de allerhoogste vorm van onder
scheiding die de schrijver aan een 'ver-
landschapt' stadje of dorp uitdeelt. Op
de zelfde wijze beschreef hij een jaar
eerder het Muiderslot. "De weg en de
kromming en de weiden en boomen en
de koeien en het bosch van Muiderberg
als vage achtergrond, blauw, goud en
groen en stilte en vrede en warmte. Een
eetbaar Muiderslot. Deo Gratias."14
En ofschoon er natuurlijk ook voldoen
de ironie in zo'n opmerking zit, geeft
de typering misschien ook onbewust
uiting aan een geslaagde poging om
een te worden met wat hij zag: het
zichtbare kon gegeten worden m.a.w.
volledig opgenomen.
Nescio in Zeeland, is vooral Nescio op
Walcheren lijkt me. Met als hoogtepunt
het verblijf van Bavink en De Uitvreter
(en Nescio) in Veere. Terneuzen als
langdurige verblijfplaats, dat zou een
vroegtijdige dood van de schrijver ten
gevolge hebben gehad.
Noten
Verzameld Werk, deel I: Titaantjes blz. 44
De hoogst bereikbare vorm van eentonigheid,
Kees Fens, De Volkskrant 9-9-'96
Een dag van nix, Hugo Brandt Corstius, De
Volkskrant, 7-9-'96
Een nieuwe Uitvreter zit er niet in, Hans War
ren, PZC 13-9-'96
Verzameld Werk, deel I:
Verzameld Werk, deel I:
Verzameld Werk, deel II:
8. Verzameld Werk, deel II
9. Verzameld Werk, deel II
10. Verzameld Werk, deel II
11Verzameld Werk, deel II
12. Verzameld Werk, deel II
13. Verzameld Werk, deel II
14. Verzameld Werk, deel II
De Uitvreter blz. 13
De Uitvreter blz. 13
blz. 19
blz. 19
blz. 20
blz. 120
blz. 120
blz. 176
blz. 241
blz. 198
Zeeuws Tijdschrift 17