Hans Warren 75
'Zo lang het duurt, een eeuwigheid gelukkig'
Terugkijken
Een gesprek met de dichter
Peter van Houte
Hij is nog maar net bekomen van alle drukte. Wars als hij is van al te veel aandacht.
Dat leidt maar af van het schrijven, van het werkelijke leven. Hans Warren is het liefst
hier, thuis in Kloetinge met levensgezel Mario Molegraaf. De dichter, dagboeken
schrijver, criticus en vertaler heeft ook nog zo veel te doen. De jaarlijkse poëziekalen-
der en deel 5 en 6 van de Verzamelde Werken van Plato bijvoorbeeld. Maar ook een
nieuwe bloemlezing van zijn poëzie onder de titel Wat doe je met mij, Tijd?, inge
leid door Tom Lanoy. En: over krap twee maanden moet Het evangelie volgens Mar
kus, Mattheus. Lukas en Johannes verschijnen, in een nieuwe vertaling die hij samen
met Mario Molegraaf maakte. En er wordt -vanzelfsprekend- weer gerekend op een
nieuw deel van zijn Ceheim Dagboek. Het dertiende, dat de periode van 1978 tot
1981 behandelt, moet volgend jaar gereed zijn. Van dichten komt al geruime tijd
weinig meer. Het zij zo.
Bijna laconiek is hij onder al het gedoe
rond zijn jubileum. Hij vertelt over het
poseren voor (pers)fotografen dat hij ver
afschuwt. De dagen lopen vol voor hij het
weet. Maar hij geeft grif toe dat alle
belangstelling hem ook heeft gevleid:
,,Het is natuurlijk ook wel prettig om van
tijd tot tijd te ontdekken datje niet voor
niets werkt. Datje een zekere waardering
krijgt voor de dingen waarover je je zegje
doet op de verschillende gebieden. En wel
zovéél waardering dat je gefêteerd wordt.
Dat is toch wel plezierig. Het zou toch
heel triest stemmen wanneer je, zoals ik,
meer dan een halve eeuw bezig bent te
schrijven, te dichten, kritiek uitte oefenen
en je wordt dan 75 en je krijgt bijvoor
beeld alleen nog maar van je familie een
kaartje met: 'Van harte gefeliciteerd'. Ik
denk dat je je dan toch een beetje verge
ten voelt. In zekere zin geniet je er ook
van, de overlast neem je op de koop toe.
Zo is het met allerlei zaken die leuk zijn.
Vaak is de napret nog het leukst, het
terugkijken op iets, daar heb ik zelfs ook
een kort gedicht over geschreven. Zelfs in
de liefde is het zo, inderdaad nakijken,
dromen, derven. Dat zijn vaak de dingen
die heel veel geluk en tevredenheid
bezorgen.
Toch kan hij het zich niet permitteren om
nu nog een paar weken niets te doen.
Ik zou geloof ik niet niks kunnen doen.
Dat ligt in de aard van mijn werk. Ik kan
me echt niet voorstellen hoe het is om
werkloos aan de kant te worden gezet.
Zoals dat Alfred Kossmann overkwam, die
ook altijd boeken besprak op een hele ori
ginele, prettige en goede manier en op
een bepaald moment te horen kreeg dat
hij moest stoppen, dat het afgelopen was.
Zoiets zou mij ook kunnen overkomen.
Of wanneer je journalist bent, zoals Hans
van Straten, en een bepaalde leeftijd
bereikt. Dan is het afgelopen, wie je ook
bent en hoe goed je ook bent. Ik kan mij
niet voorstellen dat ik niets meer te doen
zou hebben, dat kan niet. Dat komt
natuurlijk ook omdat ik op meerdere ter
reinen actief ben. Iemand kan wel zeggen
je moet dit niet meer of dat niet meer
doen, maar dan blijf ik andere dingen
doen. Of ik zou hier van boven niet meer
goed bij m'n hersens moeten wezen, dat
is de enige remming, dan gaat er iets
anders lopen. Een groot voordeel van
hoofdwerk; ook al zou ik een fysiek pro
bleem krijgen, bijvoorbeeld dat ik me
moeilijk meer verplaatsen kon, dan nog is
er niets aan de hand. Zolang ik kan schrij
ven, gaat het door. Voor de praktische
problemen zijn oplossingen te verzinnen.
Vijfenzeventig. Vijftig jaar schrijver/
dichter. Vijfenveertig jaar criticus. Er
wordt heel wat teruggekeken en be
schouwd. Hij doet daar niet echt aan
mee.
,,Op mijn werk terugkijken doe ik niet zo
vaak en op mijn leven Nee, ik ben niet
zo'n terugblikken Ik heb natuurlijk het
Dagboek, dat is iets waar je toch vrij
vaak reflecteert en dan hoeft dat niet
alleen op verjaardagen of met oud en
nieuw te zijn, dat zijn wel data waar je
geneigd bent om terug te blikken. Ik heb
er niet zo'n behoefte aan. Dat komt mis
schien omdat ik nog zo veel doen wil.
Wanneer je alleen nog maar zit te teren
op oud werk oude roemwordt het
anders. Zo van: ik heb hier nog wel een
oud manuscript in de kast liggen daar
kan ik nog wel eens iets mee doen, is
nog wel te bewerken. Zulke dingen
komen ook voor. Ik heb bijvoorbeeld in
mijn jongere jaren twee of drie romans
geschreven of aanzetten tot, zoals ik ze
zelf zou willen noemen, en ik ben ver
schrikkelijk blij dat ik die nooit uitgege
ven heb want die zijn gewoon niet goéd
zoals ze daar liggen. Ik kan mij voorstel
len dat je zegt ik ga eens kijken of daar
nog iets mee te doen is, als je tenminste
niets meer hebt en er dient zich niets
meer aan. Maar zelfs dat is nog niet aan
de orde...
Ik ging naar de Noordnol -Natuurdag-
boek 1936-1942-, dat zojuist is uitgeko
men was ook nooit als boek bedoeld
Mario is daar de aanstichter van", zegt
hij glimlachend. ,,Hij had wel eens in die
schriften gekeken en gezegd: 'wat zitten
daar toch enorm goede stukken in, wat
is dat interessant en wat is het zonde dat
je daar niets mee doet'. Toen ben ik zelf
ook nog eens in die oude cahiers gaan
zitten kijken en dacht: ik vind het eigen
lijk ook wel gek, zo'n gedrevenheid, zo'n
monomane bezigheid. Ik vond het ook
wel aardig, anders had ik het natuurlijk
niet uitgegeven en ik heb er tot nu toe
hele leuke reacties op gekregen."
Achteraf gezien is dit dus het begin van
zijn schrijverschap
In zekere zin wel. Als je tenminste het
schrijverschap heel ruim neemt. Hier zit
ten wel degelijk al aanzetten in om iets
ook mooi te zeggen, gesoigneerd te zeg
gen om -een groot woord hoor- iets te
creëren. Als ik er over praat is het alsof ik
het over een ander heb en dat is in zeke
re zin ook zo."
24 aug.,1941. - Stille zomer-zondag-
2 Zeeuws Tijdschrift