Eenling
Ten huize van Hans Warren (1996). Foto: W. Helm.
de voor Griekenland gaat verder dan
Kavafis. 'Zeeuwse Griek' is hij ooit
genoemd en ook 'Griekse god in het
Zeeuwse landschap'.
„Dat is natuurlijk een beetje een lacher
tje geworden" zegt hij nu. „Mijn be
langstelling voor Griekenland is, denk ik,
voor een groot deel ook uit de homo-
sexualiteit voortgekomen. Dat je dus
verlangde om heel veel te weten van
een tijd, een volk, een samenleving waar
dat wél kon en getolereerd werd. Het
heeft heel wat jaren geduurd voor ik er
achter kwam hoe ingewikkeld het ook in
het oude Griekenland was, met allerlei
codes en rituelen omkleed."
Zuidelijker dan een Zeeuw is hij toch in
ieder geval wél?
„Het zal wel moeten, hè. ledereen zegt
het en natuurlijk voel ik ook wel dat mijn
inspiratiebronnen daar liggen. Maar hoe
zoiets nu precies zit, daar kom je nooit
achter. Het heeft vast wel iets te maken
met de genen.Wanneer ik mijn poëzie
met een zekere afstand lees, dan zeg ik
zelf inderdaad: zeer on-Nederlands. Ik
kan het ook niet helpen, het is nu een
maal zo. En het heeft niets met Zeeuws
te maken. Er zijn twee landen en cultu
ren waar ik geen kwaad woord over
horen kan en dat zijn Frankrijk en Grie
kenland, terwijl er andere landen zijn
waar ik met geen stok heen te krijgen
ben, tot grote verbazing van iedereen.
Dat zijn van die landen waar ik ongezien
een ongelooflijke hekel aan heb."
Een uitgesproken mening heeft hij altijd
gehad en op velerlei gebied. Als literair
criticus boezemt hij ontzag in vanwege
die eigenzinnige, uitgesproken oorde
len.
Volkomen onafhankelijk en zonder aan
zien des persoons.
„Dat vond ik een van de goede dingen
die Mario schreef in zijn bijdrage aan
het liber amicorum. Een vijand kan een
goede kritiek van mij krijgen als ik zijn
boek goed vindt en een vriend, die naar
mijn idee een slecht boek heeft geschre
ven, krijgt een slechte kritiek. Ik kan het
ook niet helpen; dat moet kunnen." Dat
gaat hem niét gemakkelijk af: „Ik vind
het verschrikkelijk. Liever besprak ik
zo'n boek niet, maar dat is de zaak
omzeilen dat kun je ook weer niet doen,
wanneer het althans een boek is dat een
zekere importantie heeft. Je bent recen
sent voor een krant of je bent het niet.
Je hebt een publiek waarvoor je schrijft
en dat verwacht dat je ook dat boek
bespreekt en niet over het hoofd ziet
omdat je de schrijver -of jezelf- pijnlijke
dingen wilt besparen. Het moét dus wel,
maar leuk is het niet. Ik ben ook iemand
die veel liever een boek bejubelt dan
het afkraakt, dat is écht zo. Ik vind een
slecht boek lezen -eerlijk gezegd- zonde
van je tijd en er dan nog een stuk over
schrijven en er nog een boel ellende
over hebben! Kritieken kunnen heel
lelijk aankomen, iemand kan het soms
ook op een bepaald ogenblik totaal niet
hebben. Je weet niet altijd alle omstan
digheden en daar mag je ook geen
rekening mee houden. Maar heus ik
weet zelf ook wat het is. Je kunt heel
beroerd zijn van een negatieve kritiek,
heel akelig. Wat ik wél altijd probeer -en
wat me niet altijd lukt- is om niet vilein
te zijn, maar soms zit dat er ook nog wel
eens in. Je bent ook maar een mens, dat
is geen verontschuldiging hoor, maar je
bent ook niet altijd even op je best. Je
hebt ook zo je humeurigheden en je
moet een bespreking op een bepaalde
tijd inleveren. Nogmaals: dit zeg ik
absoluut niet als verontschuldiging,
maar je kunt niet 45 jaar lang altijd goed
zijn, er zitten ook wel eens missers tus
sen."
Hij heeft -ook als dichter en schrijver-
nooit tot enige groep of school behoort
In veel opzichten is hij een -eigenzinni
ge- eenling.
„Ik hou niet zo van die groepjes en club
jes, heb niet zo'n behoefte om bij elkaar
te gaan zitten in café's en luidruchtige
gelegenheden. Nooit gehad. Dat komt
misschien ook wel een beetje omdat ik
al wat ouder was. Het heeft vast ook
met mijn verleden te maken. Ik denk dat
het onmogelijk is om je voor te stellen
hoe het was om in de jaren dertig hier in
Zeeland op te groeien, min of meer vol
wassen te worden en dan in die oorlogs
jaren volkómen afgesloten te zitten van
alles en nog wat, daar op de dijk bij
Borssele. Toen er dan eindelijk de moge
lijkheid was om uit te vliegen, waren -
door allerlei omstandigheden- mijn ouders
niet meer in staat om mij financieel te
steunen en bij te staan en moest ik dus
maar zien dat ik terecht kwam. Ik ben
naar het buitenland gegaan (Engeland
en Frankrijk) en toen ik hier -in Kloetin-
ge- terugkwam (1957), wat moest ik
toen nog in groepjes gaan doen? Daar
had ik helemaal geen behoefte meer aan.
Ik zeg ook niet dat ik het heb gemist, er
was helemaal geen mogelijkheid, ik ken
de niet anders."
Zeeuws Tijdschrift 5