Mijn Dorp 1
Sinds twee jaar woon ik in een dorp
ergens aan de Zeeuwse kust. Na twintig
jaar Rotterdam beloofde het een grote
overgang te worden en het regende dan
ook waarschuwingen. Mijn collega's
wezen op de verstikkende sociale con
trole die het leven in kleine gemeen
schappen voor een voormalig stedeling
tot een ware hel kan maken. Een van
hen, een geboren en getogen Amster
dammer, verzekerde mij dat er van een
eigen levensstijl weinig zou overblijven.
Toen hij een half jaar later op bezoek
kwam, was hij dan ook oprecht ver
baasd dat ik nog niet op klompen liep.
Ook de afdeling personeelszaken liet
zich niet onbetuigd. Mijn toegestuurde
adreswijziging werd beantwoord met
een brief. Dit document ademde de
sfeer van het moderne, op het individu
ele welzijn toegesneden personeelsbe
leid. "Vooralsnog zou mijn verhuizing
worden gedoogd", zo stond in de eerste
alinea. Mocht mijn functioneren binnen
de Erasmus Universiteit daar aanleiding
toe geven, dan zou ik echter maatrege
len moeten nemen. Er stond niet in wat
daarmee precies werd bedoeld, maar ik
begreep toch dat ik in dat geval onver
wijld naar Rotterdam zou moeten terug
keren.
Bij het opmaken van de tussenbalans
kan ik iedereen verzekeren dat de
bezorgdheid voorbarig is geweest.
Neem nu de beruchte sociale controle.
In het voorjaar is de lokale Opoe Kip
overleden. De bejaarde vrouw heeft drie
weken in haar huis gelegen, voordat de
buren iets in de gaten kregen. Nee, niks
geen stiekem gegluur. Bij ons kun je
doodvallen zonder dat iemand dat
merkt. Hier leven moderne mensen die
in een grote stad bepaald niet uit de
toon vallen.
Bijzonder positief ervaar ik ook de
onvermoede mogelijkheden die mijn
nieuwe woonplaats biedt om mensen uit
andere culturen te ontmoeten. Zo heb
ben we hier om te beginnen de beschik
king over een groot centrum waar asiel-
Hans Binneveld
zoekers uit alle delen van de wereld zijn
ondergebracht. Volgens sommige dor
pelingen jatten deze lieden als de raven.
Hier is echter sprake van een misver
stand. Laat ik proberen dit duidelijk te
maken aan de hand van twee eigen
ervaringen. Enige weken geleden stond
ik op straat voor mijn huis. Twee zwierig
geklede Somalische vrouwen wandelden
de tuin van de buren in. Binnen drie
minuten was buurvrouw's perk leeg,
geen bloem meer te bekennen, gewoon
weggetoverd. Kort daarna was ik in de
plaatsellijke supermarkt. Naast mij stond
een grote man; naast hem bevonden
zich doosjes schoensmeer. Toen ik bij de
karnemelk omkeek, zag ik dat één van
de doosjes leeg was en dat de schoenen
van mijn winkelgenoot zo goed waren
ingesmeerd, dat hij de Vierdaagse mee
had kunen lopen. Ook hier was dus
sprake van pure toverij. Bij dit soort inci
denten besef je pas goed wat een aca
demische opleiding waard is. Waar een
eenvoudige agrariër slechts diefstal sig
naleert, zijn wij hogeropgeleiden getui
ge van magische gebeurtenissen.
Het dagelijks leven kan heel boeiend zijn,
als je er maar oog voor hebt. Op één
punt hebben mijn Afrikaanse broeders
mij teleurgesteld. Dit betreft hun drank
gebruik. De hele dag door kun je ze in
groepjes bij elkaar zien zitten, voorzien
van grote hoeveelheden bier. Nu gaat
het me niet om de hoeveelheid, al was
het alleen maar omdat ik mijzelf ook tot
de grootverbruikers reken. Nee, mijn
probleem heeft betrekking op het vol
gende. Als een islamiet uit Afrika, amper
drie weken nadat hij voet op vaderland
se bodem heeft gezet, al het drinkgedrag
vertoont van een gereformeerde ouder
ling uit Alblasserwaard, waar blijft dan de
beloofde culturele pluriformiteit. Op
deze manier krijgt minister Pronk nooit
gelijk en dit zou te betreuren zijn.
En dan hebben we natuurlijk ook nog de
toeristen die vooral tijdens de zomer
maanden in grote getale aanwezig zijn.
Onder hen zijn de Duitsers het meest
prominent. Onze oosterburen waardeer
ik vooral, omdat ze zo'n grote bijdrage
leveren aan de materiële cultuur van mijn
dorp. Hun middelen van vervoer dwin
gen zonder meer respect af. Nederlan
ders hebben nog steeds de nare
gewoonte hun tweede huis achter de
auto te koppelen en zo op stap te gaan.
De Duitsers hebben dit stadium achter
zich gelaten en zijn ertoe overgegaan
hun tweede woning zelf te motoriseren.
De caravan heeft bij hen plaats gemaakt
voor de camper en de argeloze toe
schouwer staat steeds weer verbaasd
over het gigantische aantal fietsen en
surfplanken dat zo kan worden meege-
torst. Zo'n oprukkende colonne is een
lust voor het oog.
Persoonlijk geniet ik ook erg van fietsen
de Duitse gezinnetjes. De kleintjes zijn
over het algemeen uitgerust met val-
helmpjes. Soms probeer ik mij weieens
een Nederlands of Belgisch kind met
zo'n helm op voor de geest te halen. Bij
iedere poging barst ik spontaan in lachen
uit. Het mag dan veilig zijn, staan doet
het absoluut niet. Bij Duitse kinderen ligt
dit anders. Het lijkt wel of de hoofden
van Heidi en Fritz zijn geschapen voor
stevige hoofddeksels. De dingen zitten
gegoten en ze misstaan in het geheel
niet. Bitte, fahren sie weiter.
Onder de badgasten bevonden zich dit
jaar ook wat Belgen. Nu al kan ik voor
spellen dat dit geen blijvertjes zijn. Geze
ten op een terras hoorde ik, hoe zo'n
culinair verwende zuiderbuur het toeris
tenmenu bestelde. Nooit zal ik de verbij
stering vergeten die zich op 's mans
gelaat aftekende, toen hij werd gecon
fronteerd met de authentieke Zeeuwse
keuken. Nee, die zien we volgend jaar
niet meer terug. Spijtig, maar waar.
Het zal de lezer duidelijk zijn dat ik mij
hier op mijn plaats voel. Mij krijgen ze
hier niet meer weg. Trouwens, waar zou
ik heen moeten. Mijn oude woonplaats
Rottterdam wordt binnenkort opgehe
ven. Wat resteert is mijn voormalige
woonplek. Zelfs personeelszaken kan
niet verwachten dat iemand terugkeert
naar zoiets onbestemds.
Zeeuws Tijdschrift 9