Gedichten van Ed Leeflang VESTIGING Buiten op de vensterbank gaan hanen. Koeien komen drommen voor de ramen, zwevend losgebroken uit de mist. In de klimop sidderen de vogels Nu moeten wij nog leven. Grijze verf begint te drogen. Paar, lees, kook. De dingen zijn zichzelf. Zij lenen je hun tijd, ze zijn goedgeefs geboren. Zo is het en de winter heeft geen vat. De sterren worden overdag vergeten en rode gloed van de fabrieken. Regen zou maar kan niet spreken. Elke nacht is om te denken aan de puinen buiten, nu de hanen slapen, schaduwen van wolken drijven langs de muren, ik probeer te weten wie er heeft gezucht, de wind of jij. 20 Zeeuws Tijdschrift

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1996 | | pagina 22