heeft dat de bescherming van de ambte- narenstatus en dus recht op wachtgeld. Voor de nieuwe, ene Kamer voor Zee land ziet hij een drievoudige taak: spreekbuis, belangenbehartiger en sti mulator van het Zeeuwse bedrijfsleven. Hij spreekt over een voortrekkersrol en waarschuwt tegelijkertijd voor overspan nen verwachtingen. 'Die rol kun je alleen maar vervullen als je bepaalde ideeën krijgt aangeleverd uit de praktijk van het bedrijfsleven. Je kunt als Kamer nooit zelf de boer op gaan om een bedrijf aan te trekken. Je kunt hoogstens een bestuur van een gemeente of de provincie atten deren op een bepaalde mogelijkheid en in zo'n geval wijzen op de mankementen in de infrastructuur, die zouden moeten worden verholpen om een bedrijf te kunnen overhalen hier naar toe te ko men.' Hij weet dat er kritiek is op het functioneren van de Kamer. 'Dat wij en zelfs de overheid er te weinig aan doen, heb ik ook gehoord. Ik ben het daar niet mee eens. Ik denk dat we in samen spraak met het bedrijfsleven -we horen immers heel duidelijk de knelpunten waar ondernemers op stuiten- oplossin gen proberen te vinden en die trachten te deponeren bij de verschillende (over heidsinstanties opdat het ook gebeure... Je kunt niets anders doen dan voorwaar denscheppend werken. De ondernemers moeten het uiteindelijk zelf doen!' Frus- terend voor zo'n nuchtere, praktische werker? 'Soms wel, maar resultaatge richt op de korte termijn, kun je niet zijn in deze functie. Hij kan ook genieten van het kleine succes. En somber is hij niet. Nooit geweest trouwens. Goede vooruitzichten De economische toekomst van Zeeland ziet er niet slecht uit, benadrukt hij. Hoe wel er in de provincie ook andere gelui den klinken, óók uit kringen van onder nemers. Dat weet hij dondersgoed, maar is het er uitgesproken mee oneens. 'Het gaat niét slecht met de Zeeuwse econo mie en de vooruitzichten zijn goed', zegt hij met de resultaten van de jongste En quête Regionale Bedrijfsontwikkelingen (ERBO) in de hand. De thermometer van de economie wijst twee richtingen uit: een forse toename van de investeringen 11,2% in Zeeland tegen 2,7 lande lijk) en een matige groei van de werkge legenheid (1% in Zeeland tegen 2,1% landelijk). Het gaat dus goed en niet goed? 'Statisch zou ik het willen noemen. Maar: als de investeringen groeien dan wijzen alle economische modellen -op termijn- op vooruitgang. Met een naijlingseffect gaat het weer bijtrekken. Die regel gaat altijd op, dus ook in Zeeland. Het enige bezwaar van deze provincie is natuurlijk dat ze sterk georiënteerd is op de chemi sche sector, dat is jammer want die is erg kwetsbaar. Dat moet dus bijtrekken, maar dat gaat ook gebeuren daar ben ik vast van overtuigd. En als gevolg van de betere infrastructuur naar het zuiden -de aanleg van de Westerscheldetunnel- ko men er vanzelf nieuwe bedrijven. Op een studiedag over de tunnel zei een hoogle raar: bedrijven komen niet vanzelf. Toen heb ik gezegd: u weet wel beter, ze ko men wél vanzelf. Als je infrastructuur aanlegt, dan komt daar mettertijd spon taan bedrijvigheid naar voren.' In welke sector? 'In de toegevoegde waarde in de haven, Value added. Bedrijven in het Sloegebied en de Kanaalzone die toeleve ren, verpakken, verwerken, vervoeren. Daar moeten we het van hebben.' En het gewone midden- en kleinbedrijf? 'Dat groeit mee. Dat kan een eigen groei heb ben, maar die zal niet zo groot in omvang zijn. Wel in -opnieuw- de toelevering aan de andere bedrijven. Dat zou nu al meer kunnen gebeuren. Weinig Zeeuwse be drijven doen dat op dit moment en er zijn zoveel mogelijkheden. Daar ben ik ra zend enthousiast over. Dat is een moge lijkheid die we moeten aangrijpen. Maar -dat wil ik echt even kwijt- ik behoor niet tot die mensen die zeggen dat de haven schappen en het provinciebestuur het nu niet goed doen. Die geluiden hoor ik ook, maar ik ben het er absoluut niet mee eens. Kijk eens naar wat ze daar in de havens bereiken! De groei van de tonnage, nieuwe bedrijven als Capespan en Outokumpu. Dat is erg goed.' Of het niet beter zou zijn de aan dacht niet alléén te richten op de havens, maar ook wat meer op het midden- en kleinbedrijf? 'Dat zou wel eens kunnen. Misschien zou het beter zijn om Zeeland eens op een andere manier te presenteren. Niet alleen de twee havenschappen maar alle gebie den van bedrijvigheid in de provincie, dus ook de regio Goes, Reimerswaal, Zierkzee en niet te vergeten Tholen waar ik echt m'n pet voor afneem. Ik zal dat ook bij gedeputeerde Bruinooge van economi sche zaken aankaarten. Dat is trouwens geen novum voor hem. Maar het kan in derdaad geen kwaad te benadrukken dat je met een presentatie en promotie van het totale Zeeuwse gebied misschien meer kans hebt op het verkrijgen van meer -dienstverlenende- bedrijven. Hoe wel we daar ook weer niet te veel van moeten verwachten.' Slecht imago Als de infrastructuur en andere basisvoor zieningen in orde zijn, is wellicht het ima go van een gebied doorslaggevend bij de beslissing over bedrijfsvestiging. Professor dr. E. Wever (Universiteit Nijmegen) zei het kortgeleden nog op de nieuwjaarsre ceptie van Hartog's eigen Kamer. Hij knikt. En het beeld van Zeeland is nega tief. Een (door het water) geïsoleerde provincie, een afgelegen of mischien zelfs wel achterlijk gebied. Hij knikt opnieuw. 'Dat is zo. Iedere keer weer als ik in de Randstad ben, krijg ik meewarige reacties in de trant van: wat zielig hij moet straks weer terug naar Zeeland! En helemaal onzin is het ook niet: je moet maar eens met de trein van uit Amsterdam of zelfs Rotterdam na een avondje theater met een drankje na terug zien te komen. Dat kan niet! En je moet niet onderschatten wat voor effect dat heeft op je imago. Dat is er erg slecht voor.' Hij weet dat het bestaat, terecht of onterecht, dat is niet relevant. Het nega tieve imago moet worden omgebogen, maar hoe? 'Ik weet het niet. Het is be langrijk, er moet een oplossing voor wor den gevonden', peinst hij. En dan heel beslist: 'Maar het beeld klopt verder na tuurlijk niet. Zeeland onaantrekkelijk? Onzin. Ik begrijp niet dat nog niet veel meer bedrijven naar hier zijn gekomen. Ik denk dat Zeeland een uitstekend gebied is om je als bedrijf te vestigen. Je kunt je personeel toch echt wel wat bieden qua woonomgeving en leefklimaat. De voor zieningen zijn redelijk goed alleen de cul turele poot is wat zwak. Maar daarvoor kun je toch in Rotterdam en Antwerpen terecht. En de onderwijsvoorzieningen zijn ook voldoende. Ze moeten me niet vertellen dat we zo nodig een universiteit moeten hebben! Daarvoor is Rotterdam toch veel te dichtbij. Het moet in Zeeland 8 Zeeuws Tijdschrift

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1997 | | pagina 10